Artikel III-202: Coördinatie GBVB tussen lidstaten

III-201
Artikel III-202
III-203
  • 1. 
    Wanneer de Europese Raad of Raad een gemeenschappelijke aanpak van de Unie in de zin van artikel I-39 i, lid 5, heeft bepaald, coördineren de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie en de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten hun activiteiten in de Raad.
  • 2. 
    De diplomatieke missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie in derde landen en bij internationale organisaties werken samen en dragen bij tot de formulering en de uitvoering van de in lid 1 bedoelde gemeenschappelijke aanpak.
 

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Ontwikkeling artikel

1984

Op de in artikel 66 i van dit Verdrag bedoelde gebieden:

  • 1. 
    Is de Europese Raad verantwoordelijk voor de samenwerking, die ten uitvoer wordt gelegd door de Raad van de Unie. De Commissie kan voorstellen doen voor beleidsvormen en maatregelen, die op verzoek van de Europese Raad of de Raad van de Unie, hetzij door de Commissie hetzij door de Lid-Staten worden uitgevoerd.
  • 2. 
    De Unie ziet toe op de samenhang van de oriëntaties van het internationale beleid van de Lid-Staten.
  • 3. 
    De Unie coördineert de standpunten van de Lid-Staten bij de onderhandelingen over internationale overeenkomsten en in het kader van internationale organisatie.
  • 4. 
    Wanneer om dringende redenen een onmiddellijk optreden geboden is, kan een Lid-Staat die hier in het bijzonder bij betrokken is afzonderlijk handelen na de Europese Raad en de Commissie op de hoogte te hebben gesteld.
  • 5. 
    De Europese Raad kan zijn Voorzitter, de Voorzitter van de Raad van de Unie of de Commissie verzoeken op te treden als woordvoerder van de Unie.
2003
  • 1. 
    Wanneer de Unie een gemeenschappelijke aanpak heeft gedefinieerd in de zin van artikel 29, lid 5 i, worden de activiteiten van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie en die van de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten nauw gecoördineerd.
  • 2. 
    De diplomatieke missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie werken samen in de derde landen en bij de internationale organisaties, en dragen bij tot de formulering en de uitvoering van een gemeenschappelijke aanpak.

2.

Commentaar

  • 1. 
    Lid 1 strekt ertoe de doeltreffendheid en de complementariteit van de activiteiten van de verschillende actoren te verbeteren en die activiteiten onderling te versterken in het kader van een door de Unie overeengekomen beleidslijn.
  • 2. 
    Lid 2 is nieuw en strekt ertoe duidelijk te maken dat de systematische samenwerking niet beperkt blijft tot de werkzaamheden van Raad in Brussel, maar ook plaatsvindt tussen de diplomatieke missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie.
2003
  • 1. 
    Wanneer de Unie een gemeenschappelijke aanpak heeft omschreven in de zin van [artikel 31, lid 5] i, van deel I van de Grondwet, coördineren de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie en de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten hun activiteiten in de Raad.
  • 2. 
    De diplomatieke missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie werken samen in de derde landen en bij de internationale organisaties, en dragen bij tot de formulering en de uit voering van een gemeenschappelijke aanpak.
2003
  • 1. 
    Wanneer de Unie een gemeenschappelijke aanpak in de zin van artikel I-39 i, lid 5, heeft omschreven, coördineren de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie en de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten hun activiteiten in de Raad van Ministers.
  • 2. 
    De diplomatieke missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie werken samen in derde landen en bij internationale organisaties, en dragen bij tot de formulering en de uitvoering van een gemeenschappelijke aanpak.
2003
  • 1. 
    Wanneer de Europese Raad of Raad een gemeenschappelijke aanpak van de Unie in de zin van artikel I-39 i, lid 5, heeft bepaald, coördineren de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie en de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten hun activiteiten in de Raad.
  • 2. 
    De diplomatieke missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie in derde landen en bij internationale organisaties werken samen en dragen bij tot de formulering en de uitvoering van de in lid 1 bedoelde gemeenschappelijke aanpak.
2004
  • 1. 
    Wanneer de Europese Raad of de Raad een gemeenschappelijke aanpak van de Unie in de zin van artikel I-40, lid 5 i, heeft bepaald, coördineren de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie en de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten hun activiteiten in de Raad.
  • 2. 
    De diplomatieke missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie in derde landen en bij internationale organisaties werken samen en dragen bij tot de formulering en de uitvoering van de in lid 1 bedoelde gemeenschappelijke aanpak.