Artikel III-315: Gemeenschappelijke handelspolitiek

III-314
Artikel III-315
III-316
  • 1. 
    De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gegrond op eenvormige beginselen, met name aangaande
    • tariefwijzigingen,
    • het sluiten van tarief- en handelsakkoorden betreffende handel in goederen en diensten, en
    • de handelsaspecten van intellectuele eigendom,
    • de directe buitenlandse investeringen,
    • het eenvormig maken van liberalisatiemaatregelen,
    • de uitvoerpolitiek, alsmede
    • de handelspolitieke beschermingsmaatregelen, waaronder de te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies.

    De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie.

  • 2. 
    Bij Europese wet worden de maatregelen vastgesteld die het kader voor de uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek van de Unie bepalen.
  • 3. 
    Bij de onderhandelingen over en sluiting van akkoorden met een of meer derde landen of internationale organisaties, is artikel III-325 i van toepassing, behoudens de bijzondere bepalingen van dit artikel.

    De Europese Commissie doet aanbevelingen aan de Raad, die haar machtigt de vereiste onderhandelingen te openen. De Raad en de Commissie zien erop toe dat die akkoorden verenigbaar zijn met het interne beleid en de interne voorschriften van de Unie.

    De Commissie voert de onderhandelingen in overleg met een speciaal comité dat door de Raad is aangewezen om haar daarin bij te staan, en binnen het bestek van de richtsnoeren welke de Raad haar kan verstrekken. De Commissie brengt aan het speciaal comité en het Europees Parlement regelmatig verslag uit over de stand van de onderhandelingen.

  • 4. 
    Ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van de in lid 3 bedoelde akkoorden besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

    Ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden betreffende de handel in diensten en betreffende de handelsaspecten van intellectuele eigendom en betreffende buitenlandse directe investeringen besluit de Raad met eenparigheid van stemmen voorzover het akkoord bepalingen bevat die met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld wat interne voorschriften betreft.

    De Raad besluit ook met eenparigheid van stemmen ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden betreffende:

    • a) 
      de handel in culturele en audiovisuele diensten, indien deze akkoorden afbreuk dreigen te doen aan de verscheidenheid aan cultuur en taal in de Unie;
    • b) 
      sociale, onderwijs- en gezondheidsdiensten wanneer het gevaar bestaat dat deze akkoorden de nationale organisatie van die diensten ernstig dreigen te verstoren en afbreuk dreigen te doen aan de verantwoordelijkheid van de lidstaten om die diensten te leveren.
  • 6. 
    De uitoefening van de bij dit artikel verleende bevoegdheden op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek laat de afbakening van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten onverlet en leidt niet tot enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten voorzover de Grondwet een dergelijke harmonisatie uitsluit.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Toelichting Nederlandse regering

De gemeenschappelijke handelspolitiek, vervat in de artikelen III-314 i en III-315, is ten opzichte van het EG-Verdrag niet wezenlijk veranderd. De autonome handelspolitiek behelst de door de Europese Unie eenzijdig genomen maatregelen, waaronder die in de sfeer van het handelsdefensief instrumentarium. De conventionele handelspolitiek omvat handelsakkoorden.

Ten opzichte van Titel IX van het EG-Verdrag is het inmiddels overbodige artikel over exportsteun (artikel 132 EG-Verdrag i) geschrapt. De artikelen over de bijdrage van de douane-unie aan de ontwikkeling van de wereldhandel (artikel 131 EG-Verdrag i; artikel III-314 Grondwettelijk Verdrag) en de beginselen en procedures van de gemeenschappelijke handelspolitiek (artikel 133 EG-Verdrag i; artikel III-315 Grondwettelijk Verdrag) hebben een aantal wijzigingen ondergaan.

Nieuw is dat het eerste lid van artikel III-315 expliciet bepaalt dat de gemeenschappelijke handelspolitiek een onderdeel is van het bredere externe beleid van de Unie en wordt gevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen daarvan.

Een belangrijke wijziging betreft voorts de rol van het Europees Parlement bij de handelspolitiek. Het tweede lid van artikel III-315 bepaalt dat de maatregelen die het kader voor de uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek van de Unie bepalen bij Europese wet worden vastgesteld. Waar het Europees Parlement onder het EG-Verdrag formeel geen rol speelde bij de autonome handelspolitiek, beslist het dus onder het Grondwettelijk Verdrag mee over het kader van de autonome handelspolitiek. Dat betreft dan bijvoorbeeld toekomstige aanpassingen aan de anti-dumpingverordening.

Voor de conventionele handelspolitiek verwijst het derde lid van artikel III-315 naar artikel III-325 i (het oude artikel 300 EG-Verdrag i), behoudens de bijzondere bepalingen van artikel III-315. Artikel III-325 legt de procedure vast voor het onderhandelen over en het sluiten van verdragen tussen de Unie en derde staten of internationale organisaties.

In de procedure zoals in het derde lid van artikel III-315 (overeenkomstig het derde lid van artikel 133 EG-Verdrag) beschreven is de enige verandering dat de Commissie niet alleen aan een door de Raad aangewezen speciaal comité maar ook aan het Europees Parlement regelmatig verslag van de onderhandelingen uitbrengt. De rol van het Europees Parlement is ook in de besluitvorming over handelsverdragen versterkt. Deze was onder het EG-Verdrag als regel uitgesloten.

De regering verwelkomt de grotere rol die het Grondwettelijk Verdrag aan het Europees Parlement toedeelt in zowel de autonome als de conventionele handelspolitiek.

Het Grondwettelijk Verdrag kiest een algemene formulering ten aanzien van de bevoegdheden en stelt vast dat uitoefening van de bij dit artikel verleende bevoegdheden de afbakening van bevoegdheden tussen de Unie en haar lidstaten onverlet laat. Deze formulering is flexibeler in vergelijking met de formulering uit artikel 133 van het EG-Verdrag waarbij een aantal terreinen specifiek werd uitgezonderd.

De directe buitenlandse investeringen worden genoemd in zowel artikel III-314 als artikel III-315. Dit verduidelijkt de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten en is een logisch gevolg van bestaande interne bevoegdheden op het gebied van onder andere het kapitaalverkeer (Titel III, Hoofdstuk I). Vastgelegd is hiermee dat de Unie handelsverdragen inzake directe buitenlandse investeringen kan sluiten. De achtergrond wordt gevormd door de toenemende financiële stromen die nauw samenhangen met de handel in goederen.

Over handelsverdragen blijft de Raad als regel met gekwalificeerde meerderheid besluiten. Uitzonderingen hierop zijn verdragen over de handel in diensten, intellectueel eigendom of buitenlandse directe investeringen. Als deze verdragen voorzieningen bevatten waarvoor in de interne besluitvorming unanimiteit is vereist, dan zal de Raad over deze akkoorden met unanimiteit besluiten. Eveneens geldt dit, onder bepaalde voorwaarden, voor akkoorden betreffende de handel in culturele en audiovisuele diensten (wanneer de culturele en linguïstische diversiteit in het geding is) en akkoorden op het gebied van sociale, onderwijs en gezondheidsdiensten (wanneer nationale systemen verstoord dreigen te raken). Op deze terreinen zal in die gevallen nog steeds met eenparigheid van stemmen worden besloten door de Raad.

Nederland heeft met een aantal andere landen gepleit voor algehele gekwalificeerde meerderheid op bovengenoemde deze terreinen, maar met name Frankrijk, België en de Scandinavische landen drongen aan op unanimiteit.

2.

Toelichting Belgische regering

De gemeenschappelijke handelspolitiek is een exclusieve bevoegdheid van de Unie. Hij wordt uitgebreid tot de directe buitenlandse investeringen.

Artikel III-315 vereenvoudigt de regels voor het besluitvormingsproces. Behoudens uitzonderingen is de gekwalificeerde meerderheid van toepassing (lid 4). Eigenlijk heeft de Grondwet het beginsel van parallellisme behouden dat het Verdrag van Nice heeft vastgesteld.

Voor het onderhandelen over en het sluiten van een akkoord op het gebied van de handel in diensten, de handelsaspecten van intellectuele eigendom en directe buitenlandse investeringen, geldt de eenparigheid wanneer ze vereist is voor het aannemen van interne regels.

De eenparigheid is ook vereist voor het onderhandelen over en het sluiten van akkoorden betreffende :

  • de handel in culturele en audiovisuele diensten, indien deze akkoorden afbreuk dreigen te doen aan de verscheidenheid aan cultuur en taal in de Unie;
  • sociale, onderwijs- en gezondheidsdiensten wanneer het gevaar bestaat dat deze akkoorden de nationale organisatie van die diensten ernstig dreigen te verstoren en afbreuk dreigen te doen aan de verantwoordelijkheid van de lidstaten om die diensten te leveren.

Deze beperkingen beantwoorden aan de bekommernissen waarvan België blijk had gegeven.

Verder heeft de Grondwet de controle van het Europees Parlement op de gemeenschappelijke handelspolitiek aanzienlijk uitgebreid. De wetgeving die het kader vaststelt waarin de gemeenschappelijke handelspolitiek wordt uitgevoerd, wordt aangenomen met medebeslissing van het Parlement.

Voor het sluiten van akkoorden op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek is de goedkeuring van het Europees Parlement vereist. De Commissie moet bij het Europees Parlement regelmatig verslag uitbrengen over de staat van vordering van de onderhandelingen.

3.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gegrond op eenvormige beginselen, met name wat betreft de tariefwijzigingen, het sluiten van tarief- en handelsakkoorden betreffende handel in goederen en diensten, en de handelsaspecten van intellectuele eigendom, de buitenlandse directe investeringen, het eenvormig maken van liberalisatiemaatregelen, de uitvoerpolitiek alsmede de handelspolitieke beschermingsmaatregelen, waaronder de te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies. De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie, zoals genoemd in artikel 1 i van deze titel.
  • 2. 
    Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de wetgevingsprocedure de Europese wetten en de Europese kaderwetten vast die nodig zijn voor de uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek.
  • 3. 
    Indien moet worden onderhandeld over akkoorden met een of meer staten of internationale organisaties, zijn de desbetreffende bepalingen van artikel 33 i van deze titel van toepassing. De Commissie doet aanbevelingen aan de Raad, die haar machtigt de vereiste onderhandelingen te openen. De Raad en de Commissie zien erop toe dat die akkoorden verenigbaar zijn met het interne beleid en de interne voorschriften van de Unie.

    De Commissie voert de onderhandelingen in overleg met een speciaal comité, door de Raad aangewezen om haar daarin bij te staan, en binnen het raam van de richtsnoeren welke de Raad haar kan verstrekken. De Commissie brengt regelmatig verslag uit aan het speciaal comité over de stand van de onderhandelingen.

  • 4. 
    Ter zake van de onderhandelingen over en de sluiting van een akkoord op het gebied van handel in diensten die gepaard gaat met verplaatsing van personen en betrekking heeft op handelsaspecten van de intellectuele eigendom, besluit de Raad met eenparigheid van stemmen indien dat akkoord bepalingen bevat waarvoor interne voorschriften met eenparigheid van stemmen worden aangenomen.
  • 5. 
    De uitoefening van de bij dit artikel verleende bevoegdheden op het gebied van de handelspolitiek laat de afbakening van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten onverlet en leidt niet tot harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten voorzover de Grondwet een dergelijke harmonisatie uitsluit.

4.

Commentaar

  • 1. 
    Om politieke redenen heeft het Praesidium gekozen voor een tekst die niet volledig op de desbetreffende aanbevelingen van Werkgroep VII is gebaseerd, en stelt het voor om een verwijzing te behouden naar de afwijking inzake de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden op het gebied van handel in diensten die gepaard gaat met verplaatsing van personen en betrekking heeft op handelsaspecten van de intellectuele eigendom, indien die akkoorden bepalingen bevatten waarvoor interne voorschriften met eenparigheid van stemmen moeten worden aangenomen. Er zij aan herinnerd dat in Werkgroep VII brede steun bestond voor het gebruik van stemming met gekwalificeerde meerderheid op alle gebieden van de handelspolitiek, waaronder diensten en intellectuele eigendom (onverminderd de huidige beperkingen met betrekking tot harmonisatie op gebieden van intern beleid). Deze aanbeveling heeft brede steun gekregen tijdens het debat in de plenaire zitting. Het Praesidium heeft desalniettemin nota genomen van de voorbehouden van een aantal leden van de Conventie, van wie enkele de wens hebben geuit de huidige afwijkingen te behouden en andere hebben beklemtoond dat moet worden vermeden gebieden van intern beleid te harmoniseren door middel van internationale akkoorden die met gekwalificeerde meerderheid worden gesloten. De afwijkingen van het huidige artikel 133, lid 5, VEG zijn overgenomen in dit ontwerp-artikel, maar het nieuwe tekstvoorstel is vereenvoudigd ten opzichte van de huidige tekst, teneinde met name rekening te houden met de aanbevelingen van de Werkgroep vereenvoudiging op het gebied van instrumenten en procedures.
  • 2. 
    Lid 1 neemt artikel 133, lid 1, VEG over en voegt daar de handel in goederen en diensten, de handelsaspecten van de intellectuele eigendom en de buitenlandse directe investeringen aan toe (zie eveneens het vorige artikel i deze verwijzing naar de buitenlandse directe investeringen is ingevoegd om rekening te houden met het feit dat de financiële stromen de handel in goederen aanvullen en tegenwoordig een zeer groot gedeelte van het handelsverkeer vormen). In lid 4 is een afwijking behouden inzake de onderhandelingen over en de sluiting van een akkoord op het gebied van handel in diensten die gepaard gaat met verplaatsing van personen en betrekking heeft op handelsaspecten van de intellectuele eigendom (zie commentaar bij dat lid).
  • 3. 
    Voorts is lid 1 aangevuld met een verwijzing naar artikel 1 i van deze titel, waarin de beginselen en doelstellingen van het externe optreden worden genoemd; daarmee is gevolg gegeven aan de aanbeveling van Werkgroep VII om die beginselen en doelstellingen in één enkel horizontaal artikel te bundelen dat op de gehele titel betrekking heeft. P.M.: artikel 133, lid 1, VEG luidt als volgt: "De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gegrond op eenvormige beginselen, met name wat betreft de tariefwijzigingen, het sluiten van tarief- en handelsakkoorden, het eenvormig maken van liberalisatiemaatregelen, de uitvoerpolitiek, alsmede de handelspolitieke beschermingsmaatregelen, waaronder de te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies.".
  • 4. 
    Wat lid 2 betreft, wordt voorgesteld de normale wetgevingsprocedure toe te paseen om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen. In dit verband zij gememoreerd dat de interne maatregelen op dit gebied sedert het Verdrag van Rome met gekwalificeerde meerderheid worden vastgesteld. Deze wijziging strookt tevens met de aanbeveling van Werkgroep VII om het Europees Parlement op het gebied van de handelspolitiek een grotere rol toe te bedelen (CONV 459/02, blz. 8).
  • 5. 
    Lid 3 is gebaseerd op artikel 133, lid 3, VEG (de verwijzing naar het artikel dat artikel 300 VEG zal vervangen, is naar het begin van de tekst verplaatst). Gezien de aanbeveling van Werkgroep VII om het Europees Parlement op dit gebied een grotere rol toe te bedelen (CONV 459/02, blz. 8) is de uitzondering met betrekking tot de handelspolitiek die in artikel 300, lid 3, VEG staat, geschrapt in artikel 33 van deze titel over de sluiting van akkoorden, dat artikel 300 VEG vervangt.
  • 6. 
    Lid 4 neemt de afwijking van artikel 133, lid 5, tweede alinea, VEG, over betreffende de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden op het gebied van handel in diensten en de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, indien die akkoorden bepalingen bevatten waarvoor interne voorschriften met eenparigheid van stemmen worden aangenomen, maar specificeert dat, op het gebied van diensten, de afwijking betrekking heeft op diensten die gepaard gaan met verplaatsing van personen. In zijn advies nr. 1/94 (punt 44) heeft het Hof geconstateerd dat grensoverschrijdende dienstverrichting die niet gepaard gaat met verplaatsing van de dienstverrichter naar het land van de ontvanger of omgekeerd, wel enige gelijkenis vertoont met goederenverkeer, waarvan buiten kijf staat dat het tot het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek behoort.
  • 7. 
    Lid 5 weerspiegelt twee aanbevelingen van Werkgroep VII. Enerzijds het tweede deel van aanbeveling 8 c (onderstreept): "In de werkgroep bestond brede steun voor het gebruik van SGM op alle gebieden van de handelspolitiek, onverminderd de huidige beperkingen met betrekking tot harmonisatie op gebieden van het intern beleid" (CONV 459/02, blz. 7). Anderzijds het laatste deel van aanbeveling 4 (CONV 459/02, blz. 4): "het verdrag dient te vermelden dat de Unie bevoegd is voor de sluiting van de overeenkomsten die aangelegenheden bestrijken welke onder haar interne bevoegdheden vallen" en "de nieuwe Verdragsbepaling dient voorts te specificeren dat de Raad over dergelijke overeenkomsten een besluit moet nemen volgens dezelfde stemprocedure als die welke voor interne wetgevingsbesluiten over dezelfde aangelegenheden zou gelden (normaal gesproken SGM)" maar "De bepaling mag op generlei wijze de bevoegdheidsafbakening tussen de EU en de lidstaten wijzigen".
  • 8. 
    Indien de Conventie uitzonderingen op de exclusieve bevoegdheid van de Unie wenst te behouden overeenkomstig artikel 133, lid 6, tweede alinea, VEG, waarin is bepaald dat handelsakkoorden betreffende culturele en audiovisuele diensten, onderwijsdiensten alsmede sociale en volksgezondheidsdiensten, tot de gedeelde bevoegdheid behoren, moet worden overwogen deze uitzondering op te nemen in artikel 11, lid 2 i, van deel I van de Grondwet (Titel III, de bevoegdheden van de Unie).
  • 9. 
    De artikelen 132 en 134 VEG zijn niet overgenomen. Het eerste is niet gebruikt (het uitvoerbeleid valt bovendien onder artikel 133, lid 1, VEG, dat in artikel 3 van deze titel staat). Artikel 134 VEG wordt niet meer gebruikt sinds 1993, want het is onverenigbaar met de interne markt (geen binnengrenzen meer).
2003
  • 1. 
    De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gegrond op eenvormige beginselen, met name wat betreft de tariefwijzigingen, het sluiten van tarief- en handelsakkoorden betreffende handel in goederen en diensten, en de handelsaspecten van intellectuele eigendom, de directe buitenlandse investeringen, het eenvormig maken van liberalisatiemaatregelen, de uitvoerpolitiek alsmede de handelspolitieke besche rmingsmaatregelen, waaronder de te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies. De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie, zoals genoemd in artikel 1 i van deze titel.
  • 2. 
    Bij Europese wet of kaderwet worden de maatregelen vastgesteld die nodig zijn voor de uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek.
  • 3. 
    Indien moet worden onderhandeld over akkoorden met een of meer staten of internationale organisaties, zijn de desbetreffende bepalingen van [artikel 33] van deze titel van toepassing. De Commissie doet aanbevelingen aan de Raad, die haar machtigt de vereiste onderhandelingen te openen. De Raad en de Commissie zien erop toe dat die akkoorden verenigbaar zijn met het interne beleid en de interne voorschriften van de Unie.

    De Commissie voert de onderhandelingen in overleg met een speciaal comité, door de Raad aangewezen om haar daarin bij te staan, en binnen het raam van de richtsnoeren welke de Raad haar kan verstrekken. De Commissie brengt regelmatig verslag uit aan het speciaal comité en het Europees Parlement over de stand van de onderhandelingen.

  • 4. 
    Ter zake van de onderhandelingen over en de sluiting van een akkoord op het gebied van handel in diensten die gepaard gaat met verplaatsing van personen en betrekking heeft op handelsaspecten van de intellectuele eigendom, besluit de Raad met eenparigheid van stemmen indien dat akkoord bepalingen bevat waarvoor interne voorschriften met eenparigheid van stemmen moeten worden vastgesteld.
  • 5. 
    De uitoefening van de bij dit artikel verleende bevoegdheden op het gebied van de handelspolitiek laat de afbakening van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten onverlet en leidt niet tot harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten voorzover de Grondwet een dergelijke harmonisatie uitsluit.
2003
  • 1. 
    De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gegrond op eenvormige beginselen, met name aangaande de tariefwijzigingen, het sluiten van tarief- en handelsakkoorden betreffende handel in goederen en diensten, en de handelsaspecten van intellectuele eigendom, de directe buitenlandse investeringen, het eenvormig maken van liberalisatiemaatregelen, de uitvoerpolitiek alsmede de handelspolitieke beschermingsmaatregelen, waaronder de te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies. De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie.
  • 2. 
    Bij Europese wet of kaderwet worden de maatregelen ter uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek vastgesteld.
  • 3. 
    Indien over akkoorden met een of meer staten of internationale organisaties wordt onderhandeld en deze worden gesloten, zijn de desbetreffende bepalingen van artikel III-227 i van toepassing. De Europese Commissie doet aanbevelingen aan de Raad van Ministers, die haar machtigt de vereiste onderhandelingen te openen. De Raad en de Commissie zien erop toe dat die akkoorden verenigbaar zijn met het interne beleid en de interne voorschriften van de Unie.

    De Europese Commissie voert de onderhandelingen in overleg met een speciaal comité, door de Raad van Ministers aangewezen om haar daarin bij te staan, en binnen het raam van de richtsnoeren welke de Raad van Ministers haar kan verstrekken. De Commissie brengt aan het speciaal comité en het Europees Parlement regelmatig verslag uit over de stand van de onderhandelingen.

  • 4. 
    Terzake van de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden betreffende de handel in diensten waarbij personen zich verplaatsen en betreffende de handelsaspecten van intellectuele eigendom, besluit de Raad van Ministers met eenparigheid van stemmen voorzover deze akkoorden bepalingen bevatten die met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld indien het interne voorschriften zou betreffen.

    De Raad besluit ook met eenparigheid van stemmen terzake van de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden betreffende de handel in culturele en audiovisuele diensten, indien deze akkoorden afbreuk dreigen te doen aan de verscheidenheid aan culturen en talen in de Unie.

    Op de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden betreffende vervoer blijven de bepalingen van afdeling 7 van hoofdstuk III van titel III, alsmede artikel III-227 i, van toepassing.

  • 5. 
    De uitoefening van de bij dit artikel verleende bevoegdheden op het gebied van de handelspolitiek laat de afbakening van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten onverlet en leidt niet tot enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten voorzover de Grondwet een dergelijke harmonisatie uitsluit.
2003
  • 1. 
    De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gegrond op eenvormige beginselen, met name aangaande tariefwijzigingen, het sluiten van tarief- en handelsakkoorden betreffende handel in goederen en diensten, en de handelsaspecten van intellectuele eigendom, de directe buitenlandse investeringen, het eenvormig maken van liberalisatiemaatregelen, de uitvoerpolitiek alsmede de handelspolitieke beschermingsmaatregelen, waaronder de te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies. De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie.
  • 2. 
    Bij Europese wet worden de maatregelen vastgesteld die het kader aangeven waarin de gemeenschappelijke handelspolitiek wordt uitgevoerd.[*]
  • 3. 
    Bij de onderhandelingen over en sluiting van akkoorden met een of meer staten of internationale organisaties, zijn de bepalingen van artikel III-227 i van toepassing, behoudens de bijzondere bepalingen van dit artikel.

    De Europese Commissie doet aanbevelingen aan de Raad, die haar machtigt de vereiste onderhandelingen te openen. De Raad en de Commissie zien erop toe dat die akkoorden verenigbaar zijn met het interne beleid en de interne voorschriften van de Unie.

    De Commissie voert de onderhandelingen in overleg met een speciaal comité dat door de Raad is aangewezen om haar daarin bij te staan, en binnen het bestek van de richtsnoeren welke de Raad haar kan verstrekken. De Commissie brengt aan het speciaal comité en het Europees Parlement regelmatig verslag uit over de stand van de onderhandelingen.

  • 4. 
    Ten aanzien van de sluiting van de in lid 3 bedoelde akkoorden besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Ten aanzien van de sluiting van akkoorden betreffende de handel in diensten, betreffende de handelsaspecten van intellectuele eigendom en betreffende buitenlandse directe investeringen, besluit de Raad met eenparigheid van stemmen voorzover het akkoord bepalingen bevat die met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld wat interne voorschriften betreft. [*]

De Raad besluit ook met eenparigheid van stemmen ten aanzien van de sluiting van akkoorden:

  • a) 
    betreffende de handel in culturele en audiovisuele diensten, indien deze akkoorden afbreuk dreigen te doen aan de verscheidenheid aan culturen en talen in de Unie;
  • b) 
    betreffende sociale, onderwijs- en gezondheidsdiensten wanneer het gevaar bestaat dat zij de nationale organisatie van die diensten ernstig verstoren en afbreuk doen aan de taak van de lidstaten om die diensten te leveren.[***]
  • 5. 
    Op de onderhandelingen over en de sluiting van internationale akkoorden betreffende vervoer zijn de bepalingen van afdeling 7 van hoofdstuk III van titel III, alsmede artikel III-227 i, van toepassing.
  • 6. 
    De uitoefening van de bij dit artikel verleende bevoegdheden op het gebied van de handelspolitiek laat de afbakening van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten onverlet en leidt niet tot enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten voorzover de Grondwet een dergelijke harmonisatie uitsluit. [**]

 

Toelichting [*] bij leden 2 en 4:

In het werkdocument CIG 73/04 (29 april 2004) staat in het commentaar bij deze wijzigingen:

"Omwille van de juridische consistentie is het van belang dat de stemregels voor externe akkoorden en interne wetgeving parallel lopen. De voorgestelde nieuwe tweede alinea van lid 4 bepaalt derhalve dat in afwijking van de meerderheidsregel, eenparigheid is vereist voor alle akkoorden betreffende de handel in diensten, voorzover deze bepalingen bevatten die met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld wat betreft interne voorschriften voor dergelijke diensten. Om dezelfde reden wordt voorgesteld buitenlandse directe investeringen aan het toepassingsgebied van de afwijking toe te voegen."

In de post-Napelstekst (document CIG 60/03 ADD 1) luidde de tweede paragraaf van lid 4:

"Ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden betreffende de handel in diensten waarbij personen zich verplaatsen, en betreffende de handelsaspecten van intellectuele eigendom, besluit de Raad met eenparigheid van stemmen voorzover het akkoord bepalingen bevat die met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld wat interne voorschriften betreft."

Noot [**] PDC bij lid 6:

Het Secretariaat van de IGC wees op een verschil tussen de Franse en de Engelse taalversie van dit lid (document CIG 72/04):

De Franse tekst van artikel III-217, lid 6, luidt als volgt:

"L'exercice des compétences attribuées par le présent article dans le domaine de la politique commerciale n'affecte pas la délimitation des compétences entre l'Union et les États membres ....".

In de Engelse versie daarentegen is een woord aan de tekst toegevoegd:

"The exercise of the competences conferred by this Article in the field of commercial policy shall not affect the delimitation of internal competences between the Union and the Member States, .......".

Noot [***] PDC bij lid 4 sub b

Sub b is toegevoegd in document CIG 80/04, die ter voorbereiding diende op de IGC-Raad van 14 juni 2004.

2004
  • 1. 
    De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gegrond op eenvormige beginselen, met name aangaande
    • tariefwijzigingen,
    • het sluiten van tarief- en handelsakkoorden betreffende handel in goederen en diensten, en
    • de handelsaspecten van intellectuele eigendom,
    • de directe buitenlandse investeringen,
    • het eenvormig maken van liberalisatiemaatregelen,
    • de uitvoerpolitiek, alsmede
    • de handelspolitieke beschermingsmaatregelen, waaronder de te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies.

    De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie.

  • 2. 
    Bij Europese wet worden de maatregelen vastgesteld die het kader voor de uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek van de Unie bepalen.
  • 3. 
    Bij de onderhandelingen over en sluiting van akkoorden met een of meer derde landen of internationale organisaties, is artikel III-325 i van toepassing, behoudens de bijzondere bepalingen van dit artikel.

    De Europese Commissie doet aanbevelingen aan de Raad, die haar machtigt de vereiste onderhandelingen te openen. De Raad en de Commissie zien erop toe dat die akkoorden verenigbaar zijn met het interne beleid en de interne voorschriften van de Unie.

    De Commissie voert de onderhandelingen in overleg met een speciaal comité dat door de Raad is aangewezen om haar daarin bij te staan, en binnen het bestek van de richtsnoeren welke de Raad haar kan verstrekken. De Commissie brengt aan het speciaal comité en het Europees Parlement regelmatig verslag uit over de stand van de onderhandelingen.

  • 4. 
    Ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van de in lid 3 bedoelde akkoorden besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

    Ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden betreffende de handel in diensten en betreffende de handelsaspecten van intellectuele eigendom en betreffende buitenlandse directe investeringen besluit de Raad met eenparigheid van stemmen voorzover het akkoord bepalingen bevat die met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld wat interne voorschriften betreft.

    De Raad besluit ook met eenparigheid van stemmen ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden betreffende:

    • a) 
      de handel in culturele en audiovisuele diensten, indien deze akkoorden afbreuk dreigen te doen aan de verscheidenheid aan cultuur en taal in de Unie;
    • b) 
      sociale, onderwijs- en gezondheidsdiensten wanneer het gevaar bestaat dat deze akkoorden de nationale organisatie van die diensten ernstig dreigen te verstoren en afbreuk dreigen te doen aan de verantwoordelijkheid van de lidstaten om die diensten te leveren.
  • 6. 
    De uitoefening van de bij dit artikel verleende bevoegdheden op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek laat de afbakening van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten onverlet en leidt niet tot enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten voorzover de Grondwet een dergelijke harmonisatie uitsluit.