Hoofdstuk 3 - Organisatie

Inhoudsopgave van deze pagina:

7: Onafhankelijkheid

Overeenkomstig artikel III-188 van de Grondwet is het de Europese Centrale Bank, noch een nationale centrale bank noch enig lid van hun besluitvormende organen toegestaan bij de uitoefening van de bevoegdheden en het vervullen van de taken en plichten die bij de Grondwet en dit statuut aan hen zijn opgedragen, instructies te vragen aan dan wel te aanvaarden van instellingen, organen of instanties van de Unie, van regeringen van lidstaten of van enig ander orgaan. De instellingen, organen of instanties van de Unie alsmede de regeringen van de lidstaten verplichten zich ertoe dit beginsel te eerbiedigen en niet te trachten de leden van de besluitvormende organen van de Europese Centrale Bank of van de nationale centrale banken bij de uitvoering van hun taken te beïnvloeden.

8: Algemene grondslag

Het Europees Stelsel van Centrale Banken wordt bestuurd door de besluitvormende organen van de Europese Centrale Bank.

9: Europese Centrale Bank

  • 1. 
    De Europese Centrale Bank, die overeenkomstig artikel I-30, lid 3, van de Grondwet rechtspersoonlijkheid bezit, heeft in elk van de lidstaten de ruimste handelingsbevoegdheid die door de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt toegekend. De Europese Centrale Bank kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden.

10: Raad van Bestuur

  • 2. 
    Ieder lid van de Raad van bestuur heeft één stem. Met ingang van de datum waarop het aantal leden van de Raad van bestuur meer dan eenentwintig bedraagt, heeft ieder lid van de directie één stem en hebben vijftien presidenten stemrecht. De toewijzing en de roulatie van deze stemrechten geschieden als volgt:
    • a) 
      met ingang van de datum waarop het aantal presidenten hoger is dan vijftien, en totdat het tweeëntwintig bedraagt, worden de presidenten in twee groepen gesplitst volgens de rangorde van de omvang van het aandeel van de lidstaat van de betrokken nationale centrale bank in het totale bruto binnenlands product tegen marktprijzen en in de totale geaggregeerde balans van de monetaire financiële instellingen van de lidstaten die de euro als munt hebben. Het aandeel in het totale bruto binnenlands product tegen marktprijzen en in de totale geaggregeerde balans van de monetaire financiële instellingen krijgt een gewicht van respectievelijk 5/6 en 1/6. De eerste groep bestaat uit vijf presidenten en de tweede groep uit de overige presidenten. De frequentie van de stemrechten van de bij de eerste groep ingedeelde presidenten is niet lager dan voor de presidenten van de tweede groep. Onder voorbehoud van de vorige zin, krijgt de eerste groep vier stemrechten toegewezen en de tweede groep elf stemrechten;
    • b) 
      met ingang van de datum waarop het aantal presidenten tweeëntwintig bedraagt, worden de presidenten volgens een op basis van de onder a) genoemde criteria vastgestelde rangorde in drie groepen gesplitst. De eerste groep bestaat uit vijf presidenten en krijgt vier stemrechten toegewezen. De tweede groep bestaat uit de helft van het totale aantal presidenten, waarbij iedere fractie naar boven wordt afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal, en krijgt acht stemrechten toegewezen. De derde groep bestaat uit de overige presidenten en krijgt drie stemrechten toegewezen;
    • c) 
      binnen elke groep hebben de presidenten het stemrecht gedurende eenzelfde periode;
    • d) 
      op de berekening van het aandeel in het totale bruto binnenlands product tegen marktprijzen is artikel 29, lid 2, van toepassing. De totale geaggregeerde balans van de monetaire financiële instellingen wordt berekend overeenkomstig het ten tijde van de berekening in de Unie toepasselijke statistische kader;
    • e) 
      telkens wanneer het geaggregeerde bruto binnenlands product tegen marktprijzen overeenkomstig artikel 29, lid 3, wordt aangepast, dan wel telkens wanneer het aantal presidenten toeneemt, wordt overeenkomstig de in deze alinea bedoelde beginselen de omvang en/of de samenstelling van de groepen aangepast;
    • f) 
      met tweederde meerderheid van de leden, die al dan niet stemrecht hebben, neemt de Raad van bestuur alle voor de toepassing van de in deze alinea bedoelde beginselen noodzakelijke maatregelen en kan hij besluiten de invoering van het roulatiesysteem uit te stellen totdat het aantal presidenten meer dan achttien bedraagt.

    Slechts persoonlijk aanwezige leden hebben stemrecht. In afwijking van deze regel kan in het in artikel 12, lid 3, bedoelde reglement van orde worden bepaald dat leden van de Raad van bestuur hun stem via een teleconferentie kunnen uitbrengen. Dat reglement van orde bepaalt tevens dat een lid van de Raad van bestuur dat langdurig verhinderd is de vergaderingen van de Raad van bestuur bij te wonen, een plaatsvervanger kan aanwijzen als lid van de Raad van bestuur.

    De eerste en de tweede alinea laten de stemrechten van alle leden van de Raad van bestuur, al dan niet met stemrecht, krachtens lid 3 en artikel 40, leden 2 en 3, onverlet. Tenzij in dit statuut anders is bepaald, besluit de Raad van bestuur met gewone meerderheid van de leden met stemrecht. Bij staking van stemmen is de stem van de president beslissend.

    De Raad van bestuur kan alleen tot stemming overgaan, indien een quorum van tweederde van de leden met stemrecht aanwezig is. Indien het quorum niet aanwezig is, kan de president een buitengewone vergadering bijeenroepen waarin besluiten kunnen worden genomen zonder inachtneming van het quorum.

  • 3. 
    Voor alle besluiten die op grond van de artikelen 28, 29, 30, 32, 33 en 49 dienen te worden genomen, worden de stemmen van de leden van de Raad van bestuur gewogen overeenkomstig de verdeling van het geplaatste kapitaal van de Europese Centrale Bank onder de nationale centrale banken. Aan de stemmen van de directieleden wordt een gewicht van nul toegekend. Een besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt geacht te zijn aangenomen wanneer de stemmen voor het besluit ten minste tweederde van het geplaatste kapitaal van de Europese Centrale Bank en ten minste de helft van de aandeelhouders vertegenwoordigen. Indien een president verhinderd is, mag hij een plaatsvervanger aanwijzen om zijn gewogen stem uit te brengen.
  • 4. 
    De besprekingen van de vergaderingen zijn vertrouwelijk. De Raad van bestuur kan besluiten het resultaat van zijn beraadslagingen openbaar te maken.
  • 5. 
    De Raad van bestuur vergadert ten minste tienmaal per jaar.

11: Directie

  • 1. 
    Overeenkomstig artikel III-382, lid 2, eerste alinea, van de Grondwet bestaat de directie uit de president, de vice-president en vier andere leden.

    De leden vervullen hun taken voltijds. Geen lid mag een al dan niet bezoldigde beroepswerkzaamheid verrichten, tenzij door de Raad van bestuur bij uitzondering afwijking van deze bepaling is toegestaan.

  • 2. 
    Overeenkomstig artikel III-382, lid 2, van de Grondwet worden de president, de vice-president en de overige leden van de directie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen door de Europese Raad benoemd op aanbeveling van de Raad en na raadpleging van het Europees Parlement en de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank; zij worden gekozen uit personen met een erkende reputatie en beroepservaring op monetair of bancair gebied.

    Zij worden voor een periode van acht jaar benoemd en zijn niet herbenoembaar.

    Alleen zij die de nationaliteit van één van de lidstaten bezitten, kunnen lid van de directie zijn.

  • 3. 
    De arbeidsvoorwaarden van de leden van de directie, in het bijzonder hun salarissen, pensioenen en overige socialezekerheidsvoorzieningen, worden geregeld in overeenkomsten met de Europese Centrale Bank en worden vastgesteld door de Raad van bestuur op voorstel van een commissie bestaande uit drie door de Raad van bestuur benoemde leden en drie door de Raad benoemde leden. De leden van de directie hebben geen stemrecht ten aanzien van de in dit lid bedoelde aangelegenheden.
  • 4. 
    Indien een lid van de directie niet meer aan de eisen voor de uitoefening van zijn ambt voldoet of op ernstige wijze is tekortgeschoten, kan het Hof van Justitie hem op verzoek van de Raad van bestuur of van de directie ambtshalve ontslaan.
  • 5. 
    Ieder lid van de directie dat persoonlijk aanwezig is, heeft stemrecht en bezit daartoe één stem. Tenzij anders is bepaald, besluit de directie met gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de president beslissend. De stemprocedures worden vastgelegd in het in artikel 12, lid 3, bedoelde reglement van orde.
  • 6. 
    De directie draagt de verantwoordelijkheid voor de lopende zaken van de Europese Centrale Bank.
  • 7. 
    In elke vacature bij de directie wordt voorzien door de benoeming van een nieuw lid overeenkomstig lid 2.

12: Verantwoordelijkheden van de besluitvormende organen

  • 1. 
    De Raad van bestuur stelt de richtsnoeren vast en neemt de besluiten die nodig zijn voor het vervullen van de bij de Grondwet en dit statuut aan het Europees Stelsel van Centrale Banken opgedragen taken. De Raad van bestuur formuleert het monetair beleid van de Unie, in voorkomend geval met inbegrip van besluiten met betrekking tot intermediaire monetaire doelstellingen, de belangrijkste rentetarieven en de liquiditeitsvoorziening in het Europees Stelsel van Centrale Banken, en stelt de nodige richtsnoeren op voor de uitvoering ervan.

    De directie voert het monetair beleid uit overeenkomstig de richtsnoeren en besluiten van de Raad van bestuur. In dat kader geeft de directie de nodige instructies aan de nationale centrale banken. Tevens kunnen aan de directie bij besluit van de Raad van bestuur bepaalde bevoegdheden worden gedelegeerd.

    De Europese Centrale Bank doet, voorzover zulks mogelijk en passend wordt geacht en onverminderd dit artikel, een beroep op de nationale centrale banken voor de uitvoering van tot de taken van het Europees Stelsel van Centrale Banken behorende operaties.

  • 2. 
    De directie is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de vergaderingen van de Raad van bestuur.
  • 3. 
    De Raad van bestuur neemt een reglement van orde aan waarin de interne orga doornisatie van de Europese Centrale Bank en haar besluitvormende organen wordt geregeld.
  • 4. 
    De Raad van bestuur oefent de in artikel 4 bedoelde adviesfuncties uit.
  • 5. 
    De Raad van bestuur neemt de in artikel 6 bedoelde besluiten.

13: President

  • 1. 
    De president of, bij diens afwezigheid, de vice-president zit de vergaderingen van de Raad van bestuur en van de directie van de Europese Centrale Bank voor.
  • 2. 
    Onverminderd artikel 38 vertegenwoordigt de president of de door hem aangewezen persoon de Europese Centrale Bank naar buiten toe.

14: Nationale centrale banken

  • 1. 
    Overeenkomstig artikel III-189 van de Grondwet waarborgt iedere lidstaat dat zijn nationale wetgeving, met inbegrip van de statuten van zijn nationale centrale bank, verenigbaar is met de Grondwet en dit statuut.
  • 2. 
    De statuten van de nationale centrale banken bepalen in het bijzonder dat de ambtstermijn van een president van een nationale centrale bank minimaal vijf jaar is.

    Een president kan slechts van zijn ambt worden ontheven indien hij niet meer aan de eisen voor de uitoefening van zijn ambt voldoet of op ernstige wijze is tekortgeschoten. Tegen een besluit daartoe kan de betrokken president of de Raad van bestuur beroep instellen bij het Hof van Justitie wegens schending van de Grondwet of van bepalingen ter uitvoering daarvan. Het beroep moet worden ingesteld binnen twee maanden te rekenen, al naar het geval, vanaf de dag van bekendmaking van het besluit, vanaf de dag van kennisgeving ervan aan de verzoeker of, bij gebreke daarvan, vanaf de dag waarop de verzoeker er kennis van heeft gekregen.

  • 3. 
    De nationale centrale banken maken een integrerend deel uit van het Europees Stelsel van Centrale Banken en handelen in overeenstemming met de richtsnoeren en instructies van de Europese Centrale Bank. De Raad van bestuur neemt de nodige maatregelen teneinde te verzekeren dat aan de richtsnoeren en instructies van de Europese Centrale Bank wordt voldaan, en eist dat hem alle benodigde informatie wordt verstrekt.
  • 4. 
    De nationale centrale banken mogen andere functies vervullen dan die omschreven in dit statuut, tenzij de Raad van bestuur met een meerderheid vae wijn tweederde van de uitgebrachte stemmen vaststelt dat deze functies de doelstellingen en taken van het Europees Stelsel van Centrale Banken doorkruisen. Bedoelde functies worden onder verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de nationale centrale banken vervuld en worden niet geacht deel uit te maken van de functies van het Europees Stelsel van Centrale Banken.

15: Rapportageplicht

  • 1. 
    De Europese Centrale Bank stelt, ten minste elk kwartaal, verslagen op over de werkzaamheden van het Europees Stelsel van Centrale Banken en maakt deze openbaar.
  • 2. 
    Wekelijks wordt een geconsolideerd financieel overzicht van het Europees Stelsel van Centrale Banken openbaar gemaakt.
  • 3. 
    Overeenkomstig artikel III-383, lid 3, van de Grondwet stelt de Europese Centrale Bank voor het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad en de Commissie een jaarverslag op over de werkzaamheden van het Europees Stelsel van Centrale Banken en over het monetair beleid in het afgelopen jaar en het lopende jaar.
  • 4. 
    De in dit artikel bedoelde verslagen en overzichten worden aan belangstellenden gratis ter beschikking gesteld.

16: Bankbiljetten

Overeenkomstig artikel III-186, lid 1, van de Grondwet heeft de Raad van bestuur het alleenrecht machtiging te geven tot de uitgifte van eurobankbiljetten binnen de Unie. De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken mogen dergelijke bankbiljetten uitgeven. De door de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken uitgegeven bankbiljetten zijn de enige bankbiljetten die binnen de Unie de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben.

De Europese Centrale Bank eerbiedigt zoveel mogelijk de bestaande gebruiken inzake de uitgifte en het ontwerp van bankbiljetten.