Artikel 7: Verbod van discriminatie naar nationaliteit

6
Artikel 7
8

Binnen de werkingssfeer van dit Verdrag en onverminderd de bijzondere bepalingen, daarin gesteld, is elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden.

Op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de Vergadering kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen regelingen treffen met het oog op het verbod van bedoelde discriminaties.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Toelichting Nederlandse regering

Het beginsel van het verbod van discriminatie naar nationaliteit, neergelegd in artikel 7, is van het grootste belang en vindt ook in vele hoofdstukken zijn nadere precisering (b.v. in artikel 44, lid 1 i, artikel 56 i, artikel 65 i, artikel 68 i, artikel 133, lid 5 i, artikel 221 i).

In het E.G.K.S.-Verdrag, dat in menig opzicht de grondslag heeft gelegd voor de met het onderhavige Verdrag beoogde algemene Gemeenschappelijke Markt, is in artikel 4, onder b, elke discriminatie tussen producenten, tussen kopers of tussen verbruikers uitdrukkelijk verboden, waarmede op economisch gebied een rechtsbeginsel werd geïntroduceerd, dat in deze principiële formulering nog niet eerder had gegolden.

Bij de onderhandelingen van het E.E.G.-Verdrag werd erkend, dat wat ook zij van de gronden om het beginsel van non-discriminatie in zo scherpe vorm in de E.G.K.S. toe te passen het niet juist zou zijn een in eendere bewoordingen gesteld voorschrift ook in dit Verdrag op te nemen. De normale commerciële praktijk zou daardoor ernstig gehinderd kunnen worden. Het is voldoende geacht discriminatie algemeen te verbieden, voor zover zij op grond van nationaliteit plaatsvindt.

Bijzondere voorschriften, die verder gaan, zijn elders in het Verdrag opgenomen (o.a. in artikel 40, lid 3 i, artikel 79, lid 1 i, artikel 85, lid 1, onder d i, artikel 86, tweede alinea, onder a) i, maar hebben uitsluitend betekenis voor bepaalde gebieden of in bepaald verband.

De Raad kan verordeningen, die rechtstreeks bindend zijn voor de onderdanen van de Lid-Staten, vaststellen ter handhaving van het algemeen geformuleerde verbod.

Ook bij gebreke van dergelijke verordeningen is de regel echter toepasselijk en zullen in het bijzonder de Regeringen der Lid-Staten op de naleving ervan moeten toezien, c.q. zich zelf dienovereenkomstig moeten gedragen. Dit kan b.v. van belang zijn voor voorschriften met betrekking tot de besteding van overheidsgelden, ten aanzien waarvan in sommige landen wordt bepaald, dat zij primair in het eigen land moeten worden aangewend.

2.

Ontwikkeling artikel

1957

Binnen de werkingssfeer van dit Verdrag en onverminderd de bijzondere bepalingen, daarin gesteld, is elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden.

Op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de Vergadering kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen regelingen treffen met het oog op het verbod van bedoelde discriminaties.

2002

Binnen de werkingssfeer van dit Verdrag en onverminderd de bijzondere bepalingen, daarin gesteld, is elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden.

De Raad kan, volgens de procedure van artikel 251 i, regelingen treffen met het oog op het verbod van bedoelde discriminaties.