Artikel 228: Commissie onderhandelt over internationale verdragen, akkoorden zijn verbindend voor Gemeenschap en Lid-Staten

227
Artikel 228
229
  • 1. 
    In de gevallen dat de bepalingen van dit Verdrag voorzien in het sluiten van akkoorden tussen de Gemeenschap en een of meer Staten of een internationale organisatie, wordt over die akkoorden door de Commissie onderhandeld. Onder voorbehoud van de aan de Commissie te dezer zake toegekende bevoegdheden worden de akkoorden door de Raad gesloten nadat de Vergadering, in de gevallen waarin dit Verdrag voorziet, is geraadpleegd.

De Raad, de Commissie of een Lid-Staat kunnen tevoren het advies inwinnen van het Hof van Justitie over de verenigbaarheid van het beoogde akkoord met de bepalingen van dit Verdrag. Het akkoord, ten opzichte waarvan door het Hof van Justitie een afwijzend advies is uitgebracht, kan slechts in werking treden onder de voorwaarden welke bij artikel 236 i zijn gesteld.

  • 2. 
    De akkoorden, gesloten onder de hierboven vastgestelde voorwaarden, zijn verbindend voor de instellingen van de Gemeenschap en voor de Lid-Staten.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Toelichting Nederlandse regering

Ten aanzien van het door volkenrecht beheerste rechtsverkeer zijn van belang de bepalingen, vervat in artikel 228. Deze bepalingen betreffen de procedure van het sluiten van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en Staten of internationale organisaties, alsmede het rechtseffect van zodanige overeenkomsten. Zij zijn slechts van toepassing, indien en voor zover in andere bepalingen van het Verdrag aan de Gemeenschap de Bevoegdheid wordt gegeven zulke overeenkomsten te sluiten. Zodanige bevoegdheid is niet zonder meer een sequeel van de rechtspersoonlijkheid, welke artikel 210 aankondigt, noch van de verschillende bevoegdheden, welke het Verdrag aan de instellingen der Gemeenschap tegenover en in de deelnemende Staten verleent.

De belangrijkste bevoegdheid van de Gemeenschap tot het sluiten van overeenkomsten met derde Staten is neergelegd in de artikelen 111, lid 2 i (tariefovereenkomsten met betrekking tot het gemeenschappelijk buitentarief der deelnemende Staten), en 113, lid 3, jo lid 1 i (handelsovereenkomsten in het algemeen). De hierbedoelde overeenkomsten worden, naar luid van artikel 114, op naam van de Gemeenschap gesloten.

Voorbereiding en sluiten van overeenkomsten

Indien vaststaat, dat de Gemeenschap als zodanig partij bij een overeenkomst kan zijn, dient nog nader bepaald te worden, welke instelling bevoegd is de overeenkomst voor te bereiden en te sluiten. Artikel 228 stelt als algemene regel, dat de Commissie de onderhandelingen over zodanige overeenkomst voert en dat de Raad de overeenkomst sluit, een en ander behoudens afwijkende of aanvullende regeling in de bijzondere bepalingen.

Een aanvullende regeling geeft b.v. artikel 111, waaruit blijkt, dat gedurende de overgangsperiode de Commissie slechts met machtiging van de Raad tariefonderhandelingen kan opnemen en voorts bij die onderhandelingen de directieven van de Raad volgt en overleg pleegt met een door de Raad aangewezen comité. Een zelfde regeling geldt na de overgangsperiode voor wat de handelsovereenkomsten in het algemeen betreft (artikel 113). De wijze van besluitvorming in de Raad bij het sluiten van deze overeenkomsten is nader geregeld in artikel 114 i.

Een bijzondere procedure geldt voor de overeenkomsten van associatie, voorzien in artikel 238 i. Hier is de raadpleging van de Vergadering vóór het afsluiten der overeenkomst voorgeschreven.

Overeenkomsten zijn bindend voor Lid-Staten

De door de Gemeenschap gesloten overeenkomsten binden de deelnemende Staten en de instellingen der Gemeenschap (artikel 228, lid 2). De bepalingen van, dergelijke overeenkomsten kunnen derhalve de bepalingen van het Verdrag aan vullen. Indien echter de bepalingen der door de Gemeenschap te sluiten overeenkomst beogen af te wijken van de bepalingen van het Verdrag, dan kunnen eerstgenoemde bepalingen eerst in werking treden, wanneer de daardoor geïmpliceerde wijzigingen van het Verdrag overeenkomstig de in artikel 236 i voorgeschreven procedure zijn aangebracht.

Zowel de vraag, of een aanvulling dan wel een wijziging van het Verdrag door de overeenkomst wordt bewerkstelligd,als de vraag, welke instelling tot het sluiten der overeenkomst bevoegd is, kan onder omstandigheden controversieel zijn.

Mitsdien is in artikel 228 de mogelijkheid geopend om voor de formele sluiting der overeenkomst een uitspraak van het Gerechtshof over deze vragen uit te lokken. Dit is het enige geval, waarin het Gerechtshof een "advisory opinion" kan geven, in dien zin, dat het Gerechtshof een uitspraak over de rechtsgeldigheid van een beoogde, doch nog niet voltrokken rechtshandeling doet.

Bindend is de uitspraak van het Gerechtshof in dit geval wèl, zulks in tegenstelling tot de "advisory opinions" van het internationaal Gerechtshof.

Zoals reeds hierboven werd vermeld, heeft de Gemeenschap rechts- en handelingsbevoegdheid naar intern recht der deelnemende Staten. Zij neemt deel aan het rechtsverkeer in de deelnemende Staten en kan uit dien hoofde ook aansprakelijk worden gesteld voor haar gedragingen.

2.

Ontwikkeling artikel

1957
  • 1. 
    In de gevallen dat de bepalingen van dit Verdrag voorzien in het sluiten van akkoorden tussen de Gemeenschap en een of meer Staten of een internationale organisatie, wordt over die akkoorden door de Commissie onderhandeld. Onder voorbehoud van de aan de Commissie te dezer zake toegekende bevoegdheden worden de akkoorden door de Raad gesloten nadat de Vergadering, in de gevallen waarin dit Verdrag voorziet, is geraadpleegd.

De Raad, de Commissie of een Lid-Staat kunnen tevoren het advies inwinnen van het Hof van Justitie over de verenigbaarheid van het beoogde akkoord met de bepalingen van dit Verdrag. Het akkoord, ten opzichte waarvan door het Hof van Justitie een afwijzend advies is uitgebracht, kan slechts in werking treden onder de voorwaarden welke bij artikel 236 i zijn gesteld.

  • 2. 
    De akkoorden, gesloten onder de hierboven vastgestelde voorwaarden, zijn verbindend voor de instellingen van de Gemeenschap en voor de Lid-Staten.
2002
  • 1. 
    In de gevallen dat de bepalingen van dit Verdrag voorzien in het sluiten van akkoorden tussen de Gemeenschap en één of meer staten of internationale organisaties, doet de Commissie aanbevelingen aan de Raad, die haar machtigt de vereiste onderhandelingen te openen. De Commissie voert deze onderhandelingen in overleg met speciale comités, door de Raad aangewezen om haar daarin bij te staan, en binnen het raam van de richtsnoeren welke de Raad haar kan verstrekken.

    Bij de uitoefening van de bevoegdheden welke hem bij dit lid zijn toegekend, besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, behalve in de gevallen, waarin de Raad, overeenkomstig lid 2, eerste alinea, met eenparigheid van stemmen besluit.

  • 2. 
    Onder voorbehoud van de aan de Commissie te dezer zake toegekende bevoegdheden, neemt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie een besluit over de ondertekening, die vergezeld kan gaan van een besluit inzake de voorlopige toepassing vóór de inwerkingtreding, en over de sluiting van de akkoorden. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen wanneer het akkoord betrekking heeft op een gebied waarvoor, wat de aanneming van de interne voorschriften betreft, eenparigheid vereist is, alsook wanneer het gaat om akkoorden zoals bedoeld in artikel 310 i.

    In afwijking van lid 3 zijn dezelfde procedures van toepassing voor een besluit tot opschorting van de toepassing van een akkoord en voor het bepalen van de standpunten die namens de Gemeenschap worden ingenomen in een lichaam dat is opgericht uit hoofde van een akkoord, wanneer dat lichaam besluiten dient te nemen met rechtsgevolgen, met uitzondering van besluiten tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het akkoord.

    Het Europees Parlement wordt onverwijld en volledig op de hoogte gebracht van elk besluit uit hoofde van dit lid dat betrekking heeft op de voorlopige toepassing of de opschorting van akkoorden, of de bepaling van het standpunt van de Gemeenschap in een bij een akkoord opgericht lichaam.

  • 3. 
    Behalve in het geval van de in artikel 133, lid 3 i, bedoelde akkoorden, sluit de Raad de akkoorden na raadpleging van het Europees Parlement, ook wanneer het akkoord betrekking heeft op een gebied waarvoor de procedure van artikel 251 i of van artikel 252 i vereist is wat de aanneming van interne voorschriften betreft. Het Europees Parlement brengt advies uit binnen de termijn die de Raad naar gelang van de urgentie kan vaststellen. Indien er binnen die termijn geen advies is uitgebracht, kan de Raad een besluit nemen.

    In afwijking van het bepaalde in de vorige alinea, worden akkoorden zoals bedoeld in artikel 310 i, andere akkoorden die een specifiek institutioneel kader in het leven roepen door het instellen van samenwerkingsprocedures, akkoorden die aanzienlijke gevolgen hebben voor de Gemeenschapsbegroting en akkoorden die een wijziging behelzen van een volgens de procedure van artikel 251 i aangenomen besluit, gesloten nadat het Europees Parlement zijn instemming heeft gegeven.

    In dringende gevallen kunnen de Raad en het Europees Parlement een termijn overeenkomen voor het geven van de instemming.

  • 4. 
    Bij de sluiting van een akkoord kan de Raad, in afwijking van lid 2, de Commissie machtigen om de wijzigingen die krachtens het akkoord volgens een vereenvoudigde procedure of door een bij het akkoord opgericht orgaan worden aangenomen, namens de Gemeenschap goed te keuren; hij kan aan deze machtiging bijzondere voorwaarden verbinden.
  • 6. 
    Het Europees Parlement, de Raad, de Commissie of een lidstaat kan het advies inwinnen van het Hof van Justitie over de verenigbaarheid van een beoogd akkoord met de bepalingen van dit Verdrag. Een akkoord waarover door het Hof van Justitie een afwijzend advies is uitgebracht, kan slechts in werking treden onder de voorwaarden welke zijn vastgesteld bij artikel 48 van het Verdrag betreffende de Europese Unie i.
  • 7. 
    De akkoorden gesloten onder de in dit artikel vastgestelde voorwaarden zijn verbindend voor de instellingen van de Gemeenschap en voor de lidstaten.