Toepassingsovereenkomst betreffende de associatie van de Landen en Gebieden Overzee met de Gemeenschap

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

WENSENDE, de in artikel 136 van het Verdrag bedoelde Toepassingsovereenkomst vast te stellen,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIST omtrent de volgende bepalingen, welke aan dat Verdrag zijn gehecht

Inhoudsopgave van deze pagina:

1: Sociale en economische ontwikkeling Landen en Gebieden Overzee, Fonds

De Lid-Staten nemen onder de hierna bepaalde voorwaarden deel aan maatregelen welke de sociale en economische ontwikkeling van de landen en gebieden genoemd in bijlage IV van het Verdrag kunnen bevorderen, in aanvulling op hetgeen wordt verricht door de instanties welke voor die landen en gebieden de verantwoording dragen.

Te dien einde wordt een Fonds voor de ontwikkeling van de landen en gebieden overzee opgericht, waarin de Lid-Staten gedurende vijf jaar de in bijlage A van deze Overeenkomst genoemde jaarlijkse bijdragen storten.

Het Fonds wordt door de Commissie beheerd.

2: Commissie beoordeelt projecten

De instanties welke voor de landen en gebieden de verantwoording dragen, leggen, in overeenstemming met de plaatselijke autoriteiten of met de vertegenwoordiging van de bevolking der betrokken landen en gebieden, aan de Commissie de sociale en economische projecten voor, waarvan wordt verzocht dat zij door de Gemeenschap worden gefinancierd.

3: Commissie stelt jaarlijks algemene programma's vast

De Commissie stelt ieder jaar de algemene programma's vast betreffende de bestemming van de volgens bijlage B van deze Overeenkomst beschikbare fondsen voor de verschillende groepen van projecten.

De algemene programma's omvatten projecten voor de financiering van

  • a) 
    bepaalde sociale instellingen, met name ziekenhuizen, inrichtingen van onderwijs of voor technisch onderzoek, instellingen voor beroepsvoorlichting en voor bevordering van de beroepswerkzaamheden van de bevolking,
  • b) 
    economische investeringen van algemeen belang welke rechtstreeks verbonden zijn met de uitvoering van een programma dat produktieve en concrete ontwikkelingsprojecten inhoudt.

4: Besluitvorming rond financiering algemene programma's

Bij de aanvang van elk boekjaar bepaalt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen na raadpleging van de Commissie, welke bedragen moeten worden besteed voor de financiering

  • a) 
    van de in artikel 3 a) genoemde sociale instellingen,
  • b) 
    van de in artikel 3 b) bedoelde economische investeringen van algemeen belang.

De beschikking van de Raad moet gericht zijn op een doelmatige geografische verdeling der beschikbare bedragen.

5: Commissie verdeelt budget over de projecten, uitvoering

  • 1. 
    De Commissie bepaalt de verdeling van de uit hoofde van artikel 4 a) beschikbare bedragen over de verschillende aanvragen tot financiering van sociale instellingen.
  • 2. 
    De Commissie stelt de voorstellen op ter financiering van de projecten voor economische investeringen welke zij uit hoofde van artikel 4 b) in aanmerking neemt.

Zij zendt deze voorstellen aan de Raad.

Indien binnen een maand geen enkele Lid-Staat de Raad verzocht heeft deze voorstellen in behandeling te nemen, worden zij geacht te zijn goedgekeurd.

Indien de Raad deze voorstellen in behandeling neemt, besluit hij binnen twee maanden met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

  • 3. 
    De bedragen waaraan in de loop van een jaar geen bestemming is gegeven, worden overgedragen naar de volgende jaren.
  • 4. 
    De toegekende bedragen worden ter beschikking gesteld van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering der werken. De Commissie draagt er zorg voor dat de bedragen worden gebruikt overeenkomstig hun bestemming en dat zulks op de meest economische wijze geschiedt.

6: Budgetbeheer

De Raad bepaalt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit Verdrag de wijze waarop de financiële bijdragen worden afgeroepen en overgemaakt, de begroting wordt ingericht en de middelen van het Ontwikkelingsfonds worden beheerd.

7: Stemgewicht Lid-Staten bij besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid

De in de artikelen 4, 5 en 6 bedoelde gekwalificeerde meerderheid bestaat uit 67 stemmen. De Lid-Staten beschikken onderscheidenlijk over:

België ................ 11 stemmen

Duitsland ............. 33 stemmen

Frankrijk ............. 33 stemmen

Italië ................ 11 stemmen

Luxemburg ............. 1 stem

Nederland ............. 11 stemmen

8: Recht van vestiging, overgangsperiode

In elk land of gebied wordt het recht van vestiging geleidelijk uitgebreid tot onderdanen en rechtspersonen van een andere Lid-Staat dan die welke bijzondere betrekkingen met dat land of gebied onderhoudt. De wijze van toepassing wordt in de loop van het eerste jaar dat deze Overeenkomst wordt toegepast, door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie zodanig vastgesteld dat iedere discriminatie in de loop van de overgangsperiode geleidelijk verdwijnt.

9: Douaneregeling

In het handelsverkeer tussen de Lid-Staten en de landen en gebieden wordt de douaneregeling toegepast die in de artikelen 133 en 134 van het Verdrag is opgenomen.

10: Afschaffing kwantitatieve beperkingen

In hun handelsverkeer met de landen en gebieden passen de Lid-Staten voor de duur van deze Overeenkomst de bepalingen toe van het hoofdstuk van het Verdrag betreffende afschaffing van de kwantitatieve beperkingen tussen de Lid-Staten, welke zij gedurende diezelfde periode in hun onderlinge betrekkingen toepassen.

11: Specifieke invoercontingenten worden globale contingenten

  • 1. 
    In elk land of gebied waar invoercontingenten bestaan, worden een jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, de contingenten welke zijn geopend voor andere Staten dan die waarmede dat land of gebied bijzondere betrekkingen onderhoudt, gewijzigd in globale contingenten, welke zonder discriminatie ter beschikking zijn van de overige Lid-Staten. Vanaf hetzelfde tijdstip worden die contingenten jaarlijks verruimd met toepassing van de bepalingen van artikel 32 en van artikel 33, leden 1, 2, 4, 5, 6 en 7 van het Verdrag.
  • 2. 
    Wanneer voor een niet-geliberaliseerd produkt het globale contingent minder dan 7% uitmaakt van de totale invoer in een land of gebied, wordt uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst een contingent gelijk aan 7% van die invoer vastgesteld en jaarlijks verruimd overeenkomstig de bepalingen van lid 1.
  • 3. 
    Wanneer voor bepaalde produkten geen enkel contingent voor de invoer in een land of gebied is geopend, bepaalt de Commissie bij beschikking de wijze van opening en verruiming der contingenten ten behoeve van de andere Lid-Staten.

12: Invoercontingenten voor Landen en Gebieden Overzee

Voor zover de invoercontingenten der Lid-Staten betrekking hebben op invoer zowel uit een Staat welke bijzondere betrekkingen onderhoudt met een land of gebied, als uit dat land of gebied zelf, wordt voor het deel van de invoer uit de landen en gebieden een globaal contingent vastgesteld op basis van de invoerstatistiek. Dit contingent wordt vastgesteld in de loop van het eerste jaar dat deze Overeenkomst wordt toegepast en wordt verruimd volgens de regels van artikel 10.

13: Uitzonderingsbepalingen inzake invoercontingenten

De bepalingen van artikel 10 vormen geen beletsel voor verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer, welke gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit of uit hoofde van bescherming van de industriële en commerciële eigendom. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel tussen de Lid-Staten vormen.

14: Invoercontingenten na afloop van geldigheidsduur Overeenkomst

Na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze Overeenkomst en totdat de bepalingen inzake de associatie voor een nieuwe periode zijn vastgesteld, blijven, ten aanzien van de produkten van oorsprong uit de landen en gebieden, de invoercontingenten in de landen en gebieden enerzijds en in de Lid-Staten anderzijds gehandhaafd op het voor het vijfde jaar vastgestelde peil. De regeling van het recht van vestiging zoals die aan het einde van het vijfde jaar bestaat, wordt eveneens gehandhaafd.

15: Contingenten voor ongebrande koffie, cacaobonen en bananen

  • 2. 
    Indien de Overeenkomst eindigt voordat een nieuwe overeenkomst is gesloten, hebben de Lid-Staten in afwachting van deze nieuwe overeenkomst recht op tariefcontingenten voor bananen, cacaobonen en ongebrande koffie, waarbij de rechten worden geheven welke van toepassing zijn bij de aanvang van de tweede etappe, en waarvan de omvang gelijk is aan die van de invoer uit derde landen gedurende het laatste jaar waarover statistische gegevens beschikbaar zijn.

    Deze contingenten worden in voorkomende gevallen verruimd in evenredigheid met de toeneming van het verbruik in de invoerende landen.

  • 3. 
    De Lid-Staten welke, op grond van de Protocollen inzake de invoer van ongebrande koffie en van bananen uit derde landen, recht hebben op tariefcontingenten met heffing van de invoerrechten welke van toepassing zijn bij de inwerkingtreding van het Verdrag, kunnen verlangen dat voor deze produkten in de plaats van de in het vorige lid bepaalde regeling de tariefcontingenten worden gehandhaafd op het peil bereikt op de dag waarop de Overeenkomst eindigt.

    Bedoelde contingenten worden in voorkomende gevallen verruimd overeenkomstig lid 2.

  • 4. 
    De Commissie stelt op verzoek van de belanghebbende Staten de omvang van de in de bovenstaande leden bedoelde tariefcontingenten vast.

16: Toepassing voor Algerië en Franse overzeese departementen

De bepalingen van de artikelen 1 tot en met 8 van deze Overeenkomst zijn van toepassing op Algerië en op de Franse overzeese departementen.

17: Duur

Onverminderd de toepassing van de artikelen 14 en 15 wordt deze Overeenkomst gesloten voor een tijdsduur van vijf jaar.

Fait à Rome, le vingt-cinq mars mil neuf cent cinquante-sept.

Geschehen zu Rom, am fünfundzwanzigsten März neunzehnhundertsiebenundfünfzig.

Fatto a Roma, il venticinque marzo millenovecentocinquantasette.

Gedaan te Rome, de vijfentwintigste maart negentienhonderd zevenenvijftig.