Artikel 48: Inkomen koningin

47
Artikel 48
49

Het Lijftogtgoed der Koningin zal bij Huwelijksche Voorwaarden bepaald worden; voor ditmaal is overeengekomen: dat het zelve eene Jaarlijksche Somme van tweemaal honderd en vijftig duizend Guldens zal bedragen, welke uit het Domein van de Kroon opgebragt zal worden. Na aftrek van deze Somme, zal de helft van de overblijvende inkomsten van de Kroon dienen tot bekostiging van het onderhoud van het Huis van den minderjarigen Koning, terwijl de andere helft voor de onkosten van het Regentschap zal bestemd zijn.

1.

Ontwikkeling artikel

1806

Het Lijftogtgoed der Koningin zal bij Huwelijksche Voorwaarden bepaald worden; voor ditmaal is overeengekomen: dat het zelve eene Jaarlijksche Somme van tweemaal honderd en vijftig duizend Guldens zal bedragen, welke uit het Domein van de Kroon opgebragt zal worden. Na aftrek van deze Somme, zal de helft van de overblijvende inkomsten van de Kroon dienen tot bekostiging van het onderhoud van het Huis van den minderjarigen Koning, terwijl de andere helft voor de onkosten van het Regentschap zal bestemd zijn.

1815

Eene Koningin-Weduwe geniet, gedurende haren weduwlijken staat, uit 's Lands kas, een jaarlijksch inkomen van f 150 000.

1840: art 34, 1848: art 31, 1887: art 28, 1917: art 28
1922

Het jaarlijksch inkomen eener Koningin-weduwe, gedurende haren weduwelijken staat, uit 's Lands kas is f  300.000.

1938

De gemaal van eene regeerende Koningin geniet uit 's Rijks kas een jaarlijksch inkomen van f  200.000; hij blijft in het genot van dit inkomen na overlijden van de Koningin, zoolang hij weduwnaar is en den staat van Nederlander behoudt.

Eene Koningin geniet, na overlijden van den Koning, uit 's Rijks kas een jaarlijksch inkomen van f  200.000 gedurende haar weduwlijken staat.

1948

De gemaal van een regerende Koningin geniet uit 's Rijks kas een jaarlijks inkomen van f  200.000; hij blijft in het genot van dit inkomen na overlijden van de Koningin, zolang hij weduwnaar is en de staat van Nederlander behoudt.

Een Koningin geniet, na overlijden van de Koning, uit 's Rijks kas een jaarlijks inkomen van f  200.000 gedurende haar weduwlijke staat.

Aan een Koning of een Koningin, die afstand van de Kroon heeft gedaan, kan bij de wet een jaarlijks inkomen uit 's Rijks kas worden toegekend.

1953: art 26, 1956: art 26, 1963: art 26
1972