Artikel 206: Nationale Militie

205
Artikel 206
207

Behalve de vaste Zee- en Landmagt, is er steeds eene Nationale Militie, waarvan in vredestijd jaarlijks een vijfde gedeelte wordt ontslagen.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Toelichting Staatsblad

Al wat in de eerste grondwet betrekkelijk de verdediging van den Staat bepaald was, bebben wij ook hier overgenomen.

Eene vaste en duurzame krijgsmagt zal, als het ware, de voorhoede der natie zijn (art. 204).

Eene militie wijsselijk geregeld, zal steeds gereed zijn om ter verdediging van het vaderland toetesnellen. (art 206 en 212.)

De geheele natie eindelijk in schutterijen vereenigd, zal (is het nood) hare vrijheid en onafhankelijkheid tegen eenen vijand weten te verdedigen (art. 213.)

Het is ons verder nuttig toegeschenen eenige bepalingen der onlangs gemaakte wetten op de militie in de grondwet over te nemen, daar zij aan den Staat de diensten verzekert, welke deze regt heeft te vorderen, en aan de ingezetenen de opvolging van vaste en onwrikbare voorschriften toezegt, en hen alzoo behoedt tegen willekeurige en ondoordachte maatregelen.

Bij het regelen van dezen heiligen pligt, hebben wij ons twee der belangrijkste tijdperken onzer geschiedenis verlevendigd; de bevrediging van Gend, welke de ongelukkige scheiding der zeventien provinciën vooraf ging, en de Unie van Utrecht, dien eersten grondslag van nationale onafhankelijkheid, dien bron van zoo veel roems en voorspoed. Eenmaal zal onze nakomelingschap met eene edele trotschheid terugzien op die gedenkwaardige dagen, toen Hollanders en Belgen, nog niet geheel tot éénen staat vereenigd, maar door onderlinge liefde en achting nauw verbroederd, onder de standaarden uwer dappere zonen, gewedijverd hebben met de geoefendste krijgsbenden op de oevers van de Sambre en de vlakten van Waterloo; - op die schoone dagen, toen zij, waardig om onder het geleide van Nassau's heldenkroost te strijden, de achting uwer bondgenooten, den welverdienden roem en onverwelkbare lauweren verdienden, welke de heilige onderpanden zijn van den moed en ijver waarmede zij ten allen tijde zullen gereed zijn, om hun vaderland, hunnen Koning en eene grondwet, welke onder zulke gunstige voortekenen wordt daargesteld, met hun bloed tegen allen aanval te beschermen. Alzoo zal de onafhankelijkheid eens volks waardig om vrij te zijn, en aan het hoofd hebbende een geslacht, waarin wijsheid en heldenmoed erfgoederen zijn, door zijne naburen steeds geëerbiedigd worden.

De Vorsten van uw huis, Sire! zullen zekerlijk met wijze behoedzaamheid gebruik maken van het recht om oorlog te verklaren [art. 57]; dit regt is in eene welgeregelde monarchie onafscheidelijk van den persoon des Vorsten; wij hebben hetzelve niet in het minste beperkt.

2.

Ontwikkeling artikel

1798

Het Bataafsche Volk wil eene Gewaapende Burgermagt i, (de Nationale Troepen daaronder begrepen) ter verdediging zijner vrijheid en onafhanglijkheid, zoo naar binnen, als naar buiten. De regeling dezer Magt zal geschieden door de Wet.

1801

Het Bataafsche Volk wil, dat de Burgerwapening tot verdediging der vryheid en handhaving der Nationale Onafhanglykheid, zoo veel mogelyk, en door alle gepaste middelen en wegen worde aangemoedigd.

Geen gewapend Burger wordt immer genoodzaakt tot den dienst buiten het grondgebied van het Gemeenebest. Hij wordt niet verplicht tot den dienst buiten zyn Departement, zonder een Decreet van het Wetgevend Lichaam, en niet dan by eenen vyandelyken aanval. De active dienst der Gewapende Burgermagt binnen ieder Departement wordt by een nader Reglement door de Wet bepaald.

1814

Behalve de vaste Zee- en Landmagt zal er steeds zijn eene Nationale Militie, waarvan in vredenstijd jaarlijks een vijfde gedeelte wordt ontslagen en door anderen, ten gelijken getale, vervangen, zoo veel mogelijk te nemen uit vrijwilligers, en anders bij loting, uit de ongetrouwde Ingezetenen van 18 tot 22 jaren. Die, welke hun ontslag zullen bekomen, kunnen onder geen voorwendsel, tot eenigen anderen dienst, dan voor de hierna te melden Schutterijen worden opgeroepen.

1815

Behalve de vaste Zee- en Landmagt, is er steeds eene Nationale Militie, waarvan in vredestijd jaarlijks een vijfde gedeelte wordt ontslagen.

1840: art 204
1848

Er is steeds eene nationale militie, zooveel mogelijk zamen te stellen uit vrijwilligers, om te dienen op de wijze in de wet bepaald.