Artikel 38: Onbekwaamheid Koning

37
Artikel 38
39

Het Koninklijk gezag wordt mede aan een Regent opgedragen, ingeval de Koning buiten staat geraakt de regeering waar te nemen.

Wanneer de ministers, in rade vereenigd, oordeelen dat dit geval aanwezig is, geven zij van hunne bevinding kennis aan den Raad van State met uitnoodiging om binnen een bepaalden termijn advies uit te brengen.

1.

Ontwikkeling artikel

1814

De gemelde schikkingen omtrent een regentschap hebben mede plaats, ingevalle de Souvereine Vorst buiten staat geraakt de regering waartenemen.

Wanneer aan den Raad van State, zamengesteld uit de leden, daarin gewone zitting hebbende, en de hoofden der ministeriële departementen, na een naauwkeurig gemeenschappelijk onderzoek gebleken is, dat zulk een geval bestaat, roept dezelve Raad de Staten Generaal bijeen, ten einde daarin achtervolgens de vastgestelde bepalingen, gedurende het bestaande geval, te voorzien.

1815

Het Koninklijk gezag wordt mede waargenomen door een Regent, in geval de Koning buiten staat geraakt de regering waar te nemen.

Wanneer aan den Raad van State, zamengesteld uit de leden daarin gewone zitting hebbende, en de Hoofden der ministeriële Departementen, na een naauwkeurig onderzoek gebleken is, dat zulk een geval bestaat, roept dezelve de Staten-Generaal, en wel de Tweede Kamer in dubbelen getale bijeen, ten einde daarin gedurende het bestaande beletsel te voorzien.

De leden der Staten-Generaal, die zich op den één-en-twintigsten dag na deze oproeping ter plaatse bevinden, waar de zetel van het Goevernement gevestigd is, openen de vergadering.

1840: art 45
1848

Het Koninklijk gezag wordt mede aan eenen Regent opgedragen, ingeval de Koning buiten staat geraakt de regering waar te nemen.

Wanneer dit aan den Raad van State, vereenigd met de hoofden der ministeriële departementen, na een naauwkeurig onderzoek, is gebleken, roept deze vergadering onverwijld de Staten-Generaal in dubbelen getale bijeen, om hun van het voorhanden geval verslag te doen.

1887: art 38, 1917: art 38, 1922: art 36
1938

Het Koninklijk gezag wordt mede aan een Regent opgedragen, ingeval de Koning buiten staat geraakt de regeering waar te nemen.

Wanneer de ministers, in rade vereenigd, oordeelen dat dit geval aanwezig is, geven zij van hunne bevinding kennis aan den Raad van State met uitnoodiging om binnen een bepaalden termijn advies uit te brengen.

1948: art 38, 1953: art 38, 1956: art 38, 1963: art 38, 1972: art 38
1983
  • 1. 
    Wanneer de ministerraad van oordeel is dat de Koning buiten staat is het koninklijk gezag uit te oefenen, bericht hij dit onder overlegging van het daartoe gevraagde advies van de Raad van State aan de Staten-Generaal, die daarop in verenigde vergadering bijeenkomen.
  • 2. 
    Delen de Staten-Generaal dit oordeel, dan verklaren zij dat de Koning buiten staat is het koninklijk gezag uit te oefenen. Deze verklaring wordt bekend gemaakt op last van de voorzitter der vergadering en treedt terstond in werking.
  • 3. 
    Zodra de Koning weer in staat is het koninklijk gezag uit te oefenen, wordt dit bij de wet verklaard. De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering. Terstond na de bekendmaking van deze wet hervat de Koning de uitoefening van het koninklijk gezag.
  • 4. 
    De wet regelt zo nodig het toezicht over de persoon van de Koning indien hij buiten staat is verklaard het koninklijk gezag uit te oefenen. De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering.
1987: art 35, 1995: art 35, 1999: art 35, 2000: art 35, 2002: art 35, 2005: art 35, 2006: art 35, 2008: art 35, 2017: art 35, 2018: art 35, 2022: art 35