Besluitpunt "Na de eerste termijn voor toewijzing begint de Commissie, wanneer de zaak wordt behandeld door een of meer mededingingsautoriteiten die goed geplaatst zijn om zulks te doen, normaal gezien geen procedure waardoor deze autoriteiten van hun bevoegdheid worden ontheven uit hoofde van artikel 11, lid 6, van de verordening tenzij zich een van de volgende situaties voordoet: a) de leden van het netwerk overwegen in dezelfde zaak onderling strijdige beslissingen; b) de leden van het netwerk overwegen een beslissing die klaarblijkelijk strijdig is met vaste jurisprudentie; de criteria die in de arresten van de communautaire gerechten en in vorige beschikkingen en verordeningen van de Commissie zijn omschreven, dienen daarbij als maatstaf te worden gebruikt; ten aanzien van de feiten zal alleen een duide- lijk meningsverschil aanleiding geven tot een optreden van de Commissie; c) een of meer leden van het netwerk laten de procedure nodeloos aanslepen; d) er dient een besluit van de Commissie te worden aangenomen tot vaststelling van com- munautair mededingingsbeleid, met name wanneer zich in diverse lidstaten een soort- gelijk mededingingsvraagstuk voordoet; e) de nationale mededingingsautoriteit maakt geen bezwaar. Indien de Commissie besluit een procedure te starten uit hoofde van artikel 11, lid 6, van de verordening, dan doet zij zulks zo spoedig mogelijk. 22. Indien een NMA een zaak reeds behandelt, dan licht de Commissie haar beweegredenen voor de toepassing van artikel 11, lid 6, van de verordening schriftelijk toe aan de betrokken NMA, alsmede aan de andere leden van het netwerk. 23. Normaal gesproken - en voor zover het belang van de Gemeenschap niet in het geding is - neemt de Commissie geen beslissing die strijdig is met de beslissing van een NMA, indien de gegevens bedoeld in artikel 11, lid 3 en lid 4, van de verordening naar behoren zijn mee- gedeeld en de Commissie geen gebruik heeft gemaakt van artikel 11, lid 6, van de verorde- ning. 24. De leden van het netwerk brengen de andere leden van het netwerk op de hoogte van de ver- worpen klachten, alsmede van de staking van het onderzoek, in alle zaken die overeenkomstig artikel 11, lid 2, en artikel 11, lid 3, van de verordening aan het netwerk zijn gemeld.""
ass/BAR/vl CAB NL 12 7. Verklaring van de Commissie "De vandaag vastgestelde verordening wordt een stelsel van rechtstreeks toepas- selijke uitzondering ingevoerd. De Commissie behoudt hierbij het recht om, in gevallen waarin nieuwe of onopgeloste vragen betreffende de toepassing van de artikelen 81 of 82 aanleiding geven tot werkelijke onzekerheid, en informele toelichting te verstrekken aan afzonderlijke ondernemingen die hierom verzoeken. De Commissie is bereid een nota op te stellen waarin wordt uiteengezet onder welke omstandigheden een toelichting in de vorm van schriftelijke adviezen kan worden verstrekt. De Commissie is niet verplicht in elk afzonderlijk geval advies te verstrekken." 8. Verklaring van de Duitse delegatie ad artikel 2 van de verordening "In aanvulling op met name overweging 5 van de bovengenoemde verordening bevestigt de regering van de Duitse Bondsrepubliek haar opvatting dat artikel 83 van het Verdrag geen voldoende rechtsgrondslag biedt voor de vaststelling of wijziging van strafrechtelijke of strafprocesrechtelijke bepalingen. Dit geldt met name voor fundamentele procedurele waarborgen in strafprocedures zoals de onschuldpresumptie ten gunste van de beklaagde. De regering van de Duitse Bondsrepubliek wijst erop dat deze procedurele waarborgen in Duitsland ook gelden voor met het strafrecht analoge procedures zoals procedures met betrekking tot geldboetes, en een constitutionele status genieten. De regering van de Duitse Bondsrepubliek gaat er bijgevolg van uit dat bovengenoemde verorde- ning en met name artikel 2 daarvan, deze strafrechtelijke of strafprocesrechtelijke bepalingen en rechtsbeginselen van de lidstaten die gelden voor strafprocedures of analoge procedures, niet kan veranderen, noch daaraan afbreuk kan doen." Punt 22. Beschikking van het Europees Parlement en de Raad houdende goedkeuring van een actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap ("Douane 2007") doc. PE-CONS 3649/02 UD 90 CODEC 1056 + COR 1 (pt) De Raad heeft bovengenoemde beschikking aangenomen; de Britse delegatie onthield zich van stemming. (Rechtsgrondslag: artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap) 15664/02 ADD 1 ass/BAR/vl CAB NL 13 Punt 24. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad doc. PE-CONS 3667/02 ENV 621 INF 201 CODEC 1363 + REV 1 (fr,de,en,da,es,sv) + COR 1 (fi) De Raad heeft bovengenoemde richtlijn aangenomen; de Franse delegatie onthield zich van stemming. (Rechtsgrondslag: artikel 175, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap) 9. Verklaring van de Finse delegatie "Finland hecht groot belang aan de aanneming van de richtlijn en aan een betere toegang van het publiek tot milieu-informatie. Finland acht met name de aanvulling in artikel 4, lid 2, tweede alinea (tweede zin) van de goedgekeurde richtlijn problematisch. In die aanvulling is bepaald dat een afweging met betrekking tot het openbaar belang moet worden gemaakt wanneer overwogen wordt toegang tot informatie te weigeren. De aanvulling is niet gebaseerd op het Verdrag van Århus, en naar de mening van Finland evenmin bevorderlijk voor de openbaarheid van informatie. Uitgaande van de openbaarheid van informatie in de algemene openbaarheidswetgeving in de lidstaten, dient de grond voor het weigeren van informatie eenduidig en nauw omschreven te worden, met open- baarheid als hoofdregel. Een ongenuanceerde en algemene belangenafweging kan derhalve in individuele gevallen leiden tot een onvoorziene beperking van de openbaarheid. Finland wijst er bovendien op dat het artikel in dit opzicht niet in overeenstemming is met overweging 16." 10. Verklaring van de Duitse delegatie over de nieuwe richtlijn inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie "De regering van de Bondsrepubliek is ingenomen met het in een bemiddelings- procedure bereikte algemene compromis over de nieuwe richtlijn inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie, en legt nadruk op de volgende punten: In overweging 18 staat: "Overheidsinstanties moeten een vergoeding kunnen vragen voor het verstrekken van milieu-informatie, doch die vergoeding moet redelijk zijn. Dit houdt in dat de vergoeding in principe de werkelijk gemaakte kosten van het produceren van het materiaal in kwestie niet te boven mag gaan.". De regering van de Bondsrepubliek verstaat onder "het produceren van het materiaal" ook het werk dat aan de eigenlijke productie voorafgaat, zoals selectie, samenstelling, vormgeving enz. van de milieu-informatie. 15664/02 ADD 1 ass/BAR/vl CAB NL 14 In artikel 4, lid 2, tweede alinea, derde zin, is bepaald dat de lidstaten zich niet op de in artikel 4, lid 2, eerste alinea, onder f), genoemde uitzonderingsgrond (de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens van een natuurlijke persoon) kunnen beroepen, wanneer er sprake is van een verzoek om informatie over emissies in het milieu. De regering van de Bondsrepubliek gaat ervan uit dat deze bepaling in overeenstemming is met de EU-bepalingen betreffende gegevensbescherming en ook dienovereenkomstig zal worden toegepast. Volgens de interpretatie van de regering van de Bondsrepubliek zijn de gemeenten uit hoofde van artikel 7 van de richtlijn slechts in zoverre verplicht tot het verspreiden van milieu-informatie als hun geografische werkingssfeer en technische mogelijkheden dit toelaten. De regering van de Bondsrepubliek is van mening dat aan deze verplichting niet slechts langs elektronische weg maar ook op de ter plaatse gebruikelijke bekendmakingswijzen kan worden voldaan. Deze interpretatie laat het recht op informatie overeenkomstig artikel 3 van de richtlijn, dat de burgers met een verzoek kunnen doen gelden, onverlet." 11. Verklaring van de Franse delegatie "Frankrijk gaat er, evenals in het kader van de geldende Richtlijn 90/313/EEG, vanuit dat de richtlijn niet leidt tot wijziging van de status van de Conseil d'Etat (Raad van State), een instelling met een dubbele functie: het is de hoogste administratiefrechtelijke instantie en het adviesorgaan voor de regering, waarvan de adviezen vertrouwelijk zijn, ongeacht de materie; de rechtsprekende functie van de Conseil d'Etat kan van het toepassingsgebied van de richtlijn worden uitgesloten krachtens artikel 2, punt 2, laatste alinea; de vertrouwelijkheid van zijn adviserende functie valt onder de uitzondering van artikel 4, lid 2, onderdeel a." Punt 25. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur doc. PE-CONS 3662/02 ENV 581 CODEC 1273 + REV 1 (de,nl,da,el,es,pt) De Raad heeft bovengenoemde richtlijn aangenomen. (Rechtsgrondslag: artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap) Punt 26. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) doc. PE-CONS 3663/02 ENV 582 CODEC 1274 + COR 1 (it) + REV 1 (fr,de,nl,en,da,el,es,pt,fi,sv) De Raad heeft bovengenoemde richtlijn aangenomen. (Rechtsgrondslag: artikel 175, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap) 15664/02 ADD 1 ass/BAR/vl CAB NL 15 12. Gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Commissie en de Raad ad artikel 9 Financiering met betrekking tot AEEA van andere gebruikers dan particuliere huishoudens "Constaterend dat de huidige formulering van artikel 9 aanleiding geeft tot bezorgdheid over de mogelijke financiële gevolgen voor de producenten, geven de Raad, het Europees Parlement en de Commissie uiting aan hun gemeenschappelijk voornemen om deze vraagstukken bij de eerste gelegenheid te bezien. Mocht de bezorgdheid gegrond blijken, dan zal de Commissie een voorstel tot wijziging van artikel 9 van de richtlijn indienen. De Raad en het Europees Parlement verbinden zich ertoe om over elk daartoe strekkend voorstel met spoed een besluit te nemen overeenkomstig hun respectieve interne procedures." Punt 27. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het inzamelen, testen, bewerken, opslaan en distribueren van bloed en bloedbestanddelen van menselijke oorsprong en tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG doc. PE-CONS 3652/02 SAN 149 CODEC 1208 + COR 1 (fi) De Raad heeft bovengenoemde richtlijn aangenomen. (Rechtsgrondslag: artikel 152, lid 4, onder a), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap) 13. Verklaring van de Duitse delegatie "Artikel 14, lid 3, bevat de eis dat de voor het traceren vereiste gegevens tenminste 30 jaar bewaard worden. Deze lange bewaartermijn brengt voor de bloed- en plasmabanken en de ziekenhuizen in Duitsland aanzienlijke moeilijk- heden met zich mee op het gebied van de opslag en de gegevensverwerking. Duitsland heeft zich tegen dit voorschrift uitgesproken en verwijst naar artikel 152, lid 5, van het EG-Verdrag, waarin staat dat maatregelen inzake het geneeskundig gebruik van bloed en dus ook de registratie van patiënten- en therapiegegevens, geen afbreuk doen aan de nationale voorschriften." 15664/02 ADD 1 ass/BAR/vl CAB NL 16 Punt 28. Verordening van de Raad tot instelling van specifieke maatregelen om de schade veroorzaakt door olie uit de Prestige te vergoeden voor de visserijsector, de schelpdierensector en de aquacultuursector in Spanje doc. 15836/02 PECHE 257 De Raad heeft bovengenoemde verordening aangenomen. (Rechtsgrondslag: artikel 36 en artikel 37 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap) 14. Verklaring van de Duitse delegatie "De Duitse delegatie is van oordeel dat de middelen uit het herstructurerings- programma voor de Spaanse en de Portugese visserijvloot (30 miljoen euro, Marokko) daar op lange termijn niet nodig zijn en derhalve kunnen worden aan- gewend voor het herstel van de schade ten gevolge van het ongeluk met de tanker Prestige." B-PUNTEN (agenda: 15508/02 OJ CONS 75 AGRI 306 PECHE 248) Punt 6. Hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid a) Verordening van de Raad inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid doc. 15780/02 PECHE 256 b) Verordening van de Raad tot vaststelling van een communautaire noodmaatregel voor de sloop van vissersvaartuigen doc. 15779/02 PECHE 255 c) Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2792/99 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector doc. 15778/02 PECHE 254 De Raad heeft bovengenoemde verordeningen aangenomen; de Duitse en de Zweedse delegatie stemden tegen. (Rechtsgrondslag: de artikelen 36 en 37 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap) 15664/02 ADD 1 ass/BAR/vl CAB NL 17 a) Verordening van de Raad inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid 15. Verklaring van de Raad en de Commissie ad artikel 3, onder n) "De Raad en de Commissie komen overeen dat deze bepaling niet geldt voor vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren en die zijn geregistreerd in een deel van het grondgebied van die lidstaat dat geen deel uitmaakt van de Gemeenschap." 16. Verklaring van de Commissie over de beperking van de visserij- inspanningen "De Commissie zal, binnen twee jaar na de inwerkingtreding van een nieuwe beperking van de visserij-inspanning, in het bijzonder als onderdeel van een herstel- of beheersplan, een verslag indienen bij de Raad en het Europees Parlement over de uitvoering van de beperking van de visserij- inspanningen." 17. Verklaring van de Raad en de Commissie ad de artikelen 5, 6 en 20 "De Raad en de Commissie zijn het erover eens dat de toepassing van de beperking van de visserij-inspanning de relatieve stabiliteit onverlet dient te laten." 18. Verklaring van de Commissie ad artikel 12 over de herziening van de referentieniveaus "De Commissie verklaart dat de referentieniveaus kunnen worden herzien om rekening te houden met: i) besluiten van de Commissie betreffende de uitvoering van MOP IV naar aanleiding van verzoeken die uiterlijk op 31 december 2002 bij haar door de lidstaten worden ingediend; ii) de nieuwe meting van de tonnage van de vloten zoals die is vast- gesteld in de communautaire bepalingen die de lidstaten uiterlijk op 31 december 2003 dienen na te leven." 19. Gezamenlijke verklaring van de Raad en de Commissie over de ultraperifere gebieden "De Commissie zal nagaan hoe de bepalingen van artikel 13 kunnen worden aangepast om rekening te houden met de structurele, sociale en economische situatie van de ultraperifere gebieden bedoeld in artikel 299, lid 2, van het Verdrag, met het oog op de indiening van een voorstel bij de Raad vóór 1 juli 2003. Totdat nieuwe regels zijn aangenomen geldt de status quo." 15664/02 ADD 1 ass/BAR/vl CAB NL 18 20. Gezamenlijke verklaring van de Raad en de Commissie over de Franse overzeese gebiedsdelen "De Commissie zal nagaan hoe de bepalingen van artikel 13 kunnen worden aangepast om rekening te houden met de structurele, sociale en economische situatie van de Franse over- zeese gebiedsdelen, overeenkomstig de verklaring van de Commissie van december 1999, met het doel vóór 1 juli 2003 bij de Raad een voorstel in te dienen." 21. Gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de Commissie ad artikel 13 "De vereisten van artikel 13 van deze verordening met betrekking tot de nieuwe capaciteit die na 1 januari 2003 met overheidssteun aan de vloot wordt toegevoegd, gelden alleen voor de ingebrachte nieuwe capaciteit waarvoor de betrokken lidstaat na 31 december 2002 formeel goedkeuring voor het verlenen van overheidssteun heeft gekregen." 22. Verklaring van de Commissie ad artikel 14 "De Commissie is voornemens uitvoeringsvoorschriften voor te stellen uit hoofde waarvan de door de lidstaten op te stellen jaarverslagen en het door de Commissie voor te leggen over- zicht een waarheidsgetrouw beeld moeten geven van het evenwicht tussen vangstcapaciteit en beschikbare vangstmogelijkheden. Te dien einde dienen de verslagen van de lidstaten ten minste de volgende elementen te bevatten: i) een vlootanalyse met betrekking tot de voor de betrokken lidstaat belangrijke bestanden en in het bijzonder voor bestanden die zich onder de veilige biologische grens bevinden; ii) de evolutie van de vlootcapaciteit in nominale en reële termen, onder andere aan de hand van gegevens over de werkelijke en de potentiële visserij-inspanning; iii) zo nodig dient er een analyse te worden verricht voor bepaalde vlootsegmenten." 23. Verklaring van de Spaanse delegatie over de toegang tot de 12-mijlszone "Met betrekking tot punt 6 van bijlage 1 van de verordening van de Raad inzake de instand- houding en de duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen in het kader van het gemeen- schappelijk visserijbeleid verklaart Spanje dat het niet akkoord gaat met de vastgestelde toe- gangsvoorwaarden voor de visserij door Spaanse vaartuigen in de wateren tussen 6 en 12 zeemijlen vanaf de Atlantische kust van Frankrijk, tussen de grens met Spanje en 46° 08' noorderbreedte. 15664/02 ADD 1 ass/BAR/vl CAB NL 19 De voorwaarden die zijn vastgesteld voor de vangst van pelagische soorten door Spaanse vaartuigen in genoemd gebied vloeien voort uit de bepalingen in artikel 160 van de Akte van Toetreding van Spanje tot de Europese Gemeenschappen en zouden gelijk moeten zijn aan die welke gelden voor de Franse vaartuigen in de Spaanse zone tussen 6 en 12 zeemijlen, in overeenstemming met het wederkerigheidsbeginsel dat moet prevaleren voor de toegang van vaartuigen van een lidstaat tot de zone tussen 6 en 12 zeemijlen van andere lidstaten. Spanje behoudt zich het recht voor om deze aangelegenheid bij het Hof van Justitie aanhangig te maken, met het oog op de wijziging van dit gedeelte van de verordening." 24. Verklaring van de Commissie over de visserij op niet-gereglementeerde soorten in bepaalde gebieden van de communautaire wateren "Op de visserij op niet-gereglementeerde soorten in de Noordzee, het Skagerrak/Kattegat en de Oostzee zal toezicht worden gehouden. Indien de visserij op niet-gereglementeerde soorten resulteert in een verhoogde visserij-inspanning ten aanzien van aan TAC's en quota onder- worpen soorten, zullen passende maatregelen worden genomen." 25. Verklaring van de Raad en de Commissie ad artikel 28, lid 3 "Artikel 28, lid 3, is niet van toepassing zolang geen uitvoeringsregels zijn aangenomen. Deze uitvoeringsregels zullen regels en procedures omvatten krachtens welke de kuststaat in wiens exclusieve economische zone de inspecties plaatsvinden, moet worden geraadpleegd voordat wordt besloten of een inspectie van vissersvaartuigen die onder de vlag van de inspecterende lidstaat varen dan wel een inspectie in het kader van een specifiek controleprogramma zal plaatsvinden. Deze uitvoeringsregels zullen ook regels en procedures omvatten betreffende het binnenvaren van de betrokken inspectievaartuigen en het functioneren ervan in de exclusieve economische zone van de kuststaat." 26. Verklaring van de Commissie ad artikel 31, lid 2 "Het begrip "visserijbelangen in het betrokken zeegebied of de betrokken visserijzone" houdt in dat iedere lidstaat visserijbelangen in het betrokken zeegebied of de betrokken visserijzone heeft indien hij verklaart zulke belangen te hebben, en dat die lidstaat het recht heeft deel te nemen aan de regionale adviesraden voor het betrokken zeegebied of de betrokken visserij- zone." 15664/02 ADD 1 ass/BAR/vl CAB NL 20 27. Verklaring van de Spaanse delegatie ad Verordeningen (EG) nr. 685/95 en 2027/95 van de Raad "Spanje wijst erop dat de voorschriften die worden genoemd in de Verordeningen nr. 685/95 en nr. 2027/95 met betrekking tot de aanpassing van de procedures voor de overgangsperiode met het oog op de volledige integratie van Spanje in het gemeen- schappelijk visserijbeleid met ingang van 1 januari 2003 niet langer gelden, hetgeen door de Juridische dienst van de Raad van de Europese Unie is bevestigd. Spanje verklaart derhalve dat het zich, met ingang van die datum, niet meer gebonden acht door genoemde bepalingen, en dienovereenkomstig zal handelen." 28. Verklaring van de Portugese delegatie ad Verordeningen (EG) nr. 685/95 en 2027/95 van de Raad "Portugal verklaart het eens te zijn met het oordeel van de Commissie dat de Verorde- ningen (EG) nr. 685/95 en nr. 2027/95 betreffende de aanpassing van de voorschriften voor de overgangsperiode met het oog op de volledige integratie van Portugal en Spanje in het gemeenschappelijk visserijbeleid van kracht blijven tot de aanneming van nieuwe wetgeving van de Gemeenschap ter vervanging van deze verordeningen." 29. Verklaring van de Ierse delegatie ad Verordeningen (EG) nr. 685/95 en 2027/95 van de Raad "Ierland verklaart dat de Raadsverordeningen nr. 685/95 en nr. 2027/95 volledig van toepassing blijven en door de Raad niet zijn gewijzigd of ingetrokken. Deze verorde- ningen, die voorzien in de volledige integratie van Spanje en Portugal in de westelijke wateren, werden door de Raad vastgesteld om het evenwicht van de bestanden in deze zeer gevoelige zone te behouden. Deze verordeningen zijn niet verstreken op 31 december 2002. Aangezien de verordeningen volledig van kracht blijven, zal Ierland ze in zijn exclusieve visserijzone blijven toepassen." b) Verordening van de Raad tot vaststelling van een communautaire noodmaatregel voor de sloop van vissersvaartuigen 30. Verklaring van de Raad over de financiering "De Raad verzoekt de Commissie na te gaan of extra financiering van het sloopfonds mogelijk is." 15664/02 ADD 1 ass/BAR/vl CAB NL 21 c) Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2792/1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector 31. Verklaring van de Raad en de Commissie over de vernieuwing van de visserijvloot "De Raad en de Commissie komen overeen dat een FIOV-herprogramme- ring uit hoofde van artikel 14, lid 2, van Verordening 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de structuur- fondsen niet mag leiden tot een verhoging van de oorspronkelijk voor vloot- vernieuwing toegewezen middelen. De Commissie zal daarom niet instemmen met een overdracht van extra financiële middelen naar de vloot- vernieuwingsprioriteit van een programmeringsdocument." Punt 8. Verordening van de Raad tot vaststelling, voor 2003, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften doc. 15777/02 PECHE 253 + ADD 1 + ADD 2 De Raad heeft bovengenoemde verordening aangenomen; de Duitse en de Zweedse delegatie stemden tegen. (Rechtsgrondslag: artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3760/92) 32. Verklaring van de Spaanse delegatie over de verdeling van de quota in de Noordzee "De Spaanse delegatie betreurt dat de Raad niet heeft besloten tot de toewijzing aan Spanje van een deel van de vangstquota voor de Noordzee, waar in document 13965/02 om was gevraagd, met betrekking tot: Zeeduivel Gewone schar en bot Scharretong Tongschar en witje Blauwe wijting Tarbot en griet Rog Doornhaai Horsmakreel 15664/02 ADD 1 ass/BAR/vl CAB NL 22 Spanje is van oordeel dat zijn verzoek volstrekt gerechtvaardigd is, aangezien het verbod op toegang tot de visserij in deze zone tot 1 januari 2003, dat uit de Toetredingsakte voort- vloeide, verhinderde dat de Raad bij de verdeling van deze vangstmogelijkheden rekening kon houden met de Spaanse belangen. De Spaanse delegatie is het niet eens met dit besluit dat de volledige integratie van Spanje in het GVB in dit opzicht belemmert en behoudt zich het recht voor om de zaak bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen aanhangig te maken, teneinde haar rechten te doen gelden." 33. Verklaring van de Britse en de Ierse delegatie over de preferenties van Den Haag "Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn van mening dat de preferenties van Den Haag een integrerend deel zijn van de relatieve stabiliteit, waarmee wordt voorzien in de bijzondere behoeften van gebieden waar de lokale bevolking in het bijzonder afhankelijk is van de visserij en de daarmee samenhangende industrieën. Dit wordt specifiek erkend in het gemeen- schappelijk visserijbeleid, is vastgelegd in de Raadsverordeningen nr. 170/83 en nr. 3760/92 en komt opnieuw tot uiting in Raadsverordening nr. 2371/2002. In zijn besluiten over quota accepteert de Raad nu al meer dan tien jaar dat de betrokken lidstaten zich op de preferenties van Den Haag beroepen; het functioneren van de regelingen is uiteengezet in het werk- document van de Commissie van oktober 1995. Voorts verklaarde het Europees Hof (in 1998) dat de Raad het beginsel van de relatieve stabiliteit op passende wijze in praktijk brengt door de forfaitaire verdeelsleutels in combinatie met de preferenties van Den Haag toe te passen om te voorzien in de bijzondere behoeften van delen van het Verenigd Koninkrijk en in die van Ierland. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland blijven de mening toegedaan dat het inroepen van de preferenties van Den Haag een wezenlijk bestanddeel blijft vormen van de regeling inzake relatieve stabiliteit zoals die in het GVB wordt toegepast en zij verwachten dat de Commissie en de Raad ook in de toekomst het inroepen van de preferenties van Den Haag blijven sanctioneren. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland nemen nota van het in punt 3.3 van het draaiboek vermelde voornemen van de Commissie om een transparantere aanpak voor te stellen voor het functioneren van de preferenties van Den Haag." 34. Verklaring van de Belgische, de Deense, de Duitse, de Franse en de Nederlandse delegatie over de preferenties van Den Haag "België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk en Nederland zijn van mening dat in 1983 definitieve overeenstemming bereikt is over de sleutels voor de verdeling van de quota over de lidstaten. Deze sleutels vormen de grondslag van de relatieve stabiliteit, welk beginsel vastgelegd is in de basisverordening betreffende het gemeenschappelijk visserijbeleid. Naar onze mening druisen de preferenties van Den Haag in tegen het beginsel van de relatieve stabiliteit. Bovendien leiden de preferenties van Den Haag, in jaren waarin de bestanden schaars zijn en in omvang afnemen, tot onredelijke extra toewijzingen die ten koste gaan van andere lid- staten. Wij zijn tegenstander van de toepassing van de preferenties van Den Haag die, evenals het onderhavige compromis van het voorzitterschap, indruisen tegen het beginsel van de relatieve stabiliteit." 15664/02 ADD 1 ass/BAR/vl CAB NL 23 35. Verklaring van de Ierse delegatie inzake relatieve stabiliteit "De Ierse delegatie spreekt nogmaals de overtuiging uit van de Ierse Regering dat het totale aandeel van de krachtens de quotaregeling aan de Ierse vissers toegewezen visbestanden beneden een billijk en redelijk niveau blijft, niet overeenkomt met de verbintenissen die zijn aangegaan in bijlage VII van de resolutie van de Raad van 3 november 1976 en niet spoort met de ruimere doelstellingen van de Gemeenschap op het gebied van de regionale ontwikkeling. De Ierse delegatie behoudt zich dan ook het recht voor deze kwestie steeds aan de orde te stellen in het kader van relevante ontwikkelingen van voorstellen betreffende de visserij- sector, dan wel in enig ander passend communautair beleidskader. Daarom zal de Ierse regering deze kwestie niet laten rusten voordat een bevredigende oplossing is bereikt." 36. Verklaring van Frankrijk over de teruggave aan Saint-Pierre en Miquelon van de quota voor geelstaartschar "Sinds 1996 is Frankrijk, voor Saint-Pierre en Miquelon, lid van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan. Toen de territoriale gemeenschap in 1985 niet meer onder het gemeenschappelijk visserijbeleid viel wegens haar gewijzigde status en haar lidmaatschap van de groep van overzeese landen en gebieden, in de zin van het Verdrag van Rome, bleef het quotum voor geelstaartschar, dat altijd was opgevist door de vaartuigen van Saint-Pierre, toegewezen aan de Europese Gemeenschap. Dit vrij geringe quotum blijft niettemin van belang voor de territoriale gemeenschap. De regering heeft dan ook herhaaldelijk gevraagd dat het zou worden overgedragen aan Saint- Pierre en Miquelon. Frankrijk dringt erop aan dat het aandeel van Saint-Pierre en Miquelon in het communautaire quotum voor geelstaartschar wordt overgedragen." 37. Verklaring van de Duitse delegatie over de overdracht van een gedeelte van het quotum voor zwarte heilbot aan Noorwegen "Duitsland heeft uit hoofde van het vierde protocol met Groenland recht op een gedeelte van het quotum voor zwarte heilbot. Een deel daarvan is zonder toestemming van Duitsland over- gedragen aan Noorwegen voor het jaar 2003. Die regeling moet beperkt worden tot het jaar 2003, als ad hoc-maatregel. Hiermee wordt geen precedent geschapen voor volgende jaren." 15664/02 ADD 1 ass/BAR/vl CAB NL 24 38. Verklaring van de Spaanse delegatie over de verdeling in 2003 van bepaalde vangst- quota in de wateren van IJsland, Estland, Letland en Litouwen "De Spaanse delegatie is van oordeel dat de verdeling van diepzeeroodbaars in de wateren rond IJsland en van de vangstmogelijkheden in de wateren van Estland, Letland en Litouwen tussen de lidstaten in 2003, geenszins vooruitloopt op de verdeling voor de komende jaren, omdat het gaat om nieuwe vangstmogelijkheden in het kader van nieuwe overeenkomsten tussen de Gemeenschap en die landen, waaraan alle lidstaten kunnen deelnemen uit hoofde van het arrest van 13 oktober 1992 van het Hof van Justitie in zaak C-63/90 e.a." 39. Verklaring van de Spaanse delegatie over niet-benutte vangstmogelijkheden in de overeenkomsten met de Faeröer, Groenland, IJsland, Estland, Letland, Litouwen en Noorwegen "Verwijzend naar de conclusies die de Raad op 30 oktober 1997 heeft aangenomen met betrekking tot de visserijovereenkomsten met derde landen, en in het bijzonder punt 4, letter i), herhaalt de Spaanse delegatie dat zij het van belang acht dat de visserijovereen- komsten op een soepele manier worden toegepast, vooral wat betreft de overdracht van vangstmogelijkheden tussen de lidstaten bij onderbenutting, onverminderd het beginsel van de relatieve stabiliteit. Hoewel de Raad deze conclusies reeds lang geleden heeft aangenomen, bevat de TAC- en quotaverordening voor 2003 geen bepalingen inzake dergelijke overdrachten van vangst- mogelijkheden uit hoofde van de visserijovereenkomsten, met name uit hoofde van de visserijovereenkomsten met de Faeröer, Groenland, IJsland, Estland, Letland, Litouwen en Noorwegen. Deze overdrachten zijn zonder twijfel noodzakelijk voor een goed visserijbeheer, en het ontbreken ervan kan gevaar opleveren voor een optimaal gebruik van de krachtens bovengenoemde overeenkomsten geboden vangstmogelijkheden, hetgeen van vitaal belang is voor de bescherming van de belangen van de Gemeenschap als geheel. De Spaanse delegatie herhaalt dat spoedig specifieke voorstellen moeten worden ingediend om invulling te geven aan deze conclusies van de Raad." 40. Verklaring van de Duitse delegatie over de overdracht van vangstmogelijkheden "De Duitse delegatie bevestigt opnieuw het belang van de conclusies die de Raad op 30 oktober 1997 heeft aangenomen met betrekking tot de visserijovereenkomsten met derde landen. Deze conclusies behelzen met name een verzoek aan de Commissie om te overwegen in hoeverre de visserijovereenkomsten soepeler kunnen worden toegepast, onder meer via regelingen waardoor, bij onderbenutting, vangstmogelijkheden kunnen worden overgedragen tussen lidstaten zonder dat hierdoor het beginsel van relatieve stabiliteit in het geding komt. 15664/02 ADD 1 ass/BAR/vl CAB NL 25 De Duitse delegatie bevestigt opnieuw dat het in strijd met het beginsel van relatieve stabili- teit zou zijn om de Commissie de bevoegdheid te verlenen vangstmogelijkheden tussen lid- staten over te dragen in het geval van de visserijovereenkomsten met de Faeröer, Groenland, IJsland, Estland, Letland en Litouwen." 41. Verklaring van de Duitse delegatie over roodbaars in de IJslandse wateren "De Duitse delegatie is van mening dat de toewijzing aan de lidstaten van de door IJsland voor 2003 toegekende vangstmogelijkheden voor roodbaars in overeenstemming is met het beginsel van de relatieve stabiliteit." 42. Verklaring van de Duitse delegatie over de verdeling van quota in de Oostzee "De Duitse delegatie gaat ervan uit dat de verdeling tussen de lidstaten van de door Estland, Letland en Litouwen voor 2003 toegekende vangstmogelijkheden voor kabeljauw, haring, zalm en sprot, waarover de Raad op 20 december 2002 overeenstemming heeft bereikt, geen invloed zal hebben op het beginsel van de relatieve stabiliteit." 43. Verklaring van de Commissie en de Raad over ansjovis in de Golf van Biskaje "De Commissie en de Raad zullen zo spoedig mogelijk in 2003 een beheersstrategie voor het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje uitwerken, waarin rekening wordt gehouden met de korte levensduur van deze soort en met de moeilijkheden om ruim vóór het visserijseizoen een schatting te maken van de jaarlijkse biomassa." 44. Verklaring van de lidstaten, de Commissie en de Raad over zeebaars "De lidstaten zullen hun visserij-inspanningen in het kader van de gerichte visserij op zee- baars in de communautaire wateren van de Atlantische Oceaan beperken tot het niveau van de laatste jaren. Vóór de 15e van elke maand zal elke lidstaat, overeenkomstig de voorwaarden en procedures van artikel 15, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad, de Commissie in kennis stellen van de hoeveelheden zeebaars die gedurende de voorafgaande maand uit de communautaire wateren van de Atlantische Oceaan aan wal zijn gebracht. "De Raad en de Commissie komen overeen dat voor de eventuele toekomstige toewijzing van quota voor de bestanden van zeebaars uit de Atlantische Oceaan, geen rekening zal worden gehouden met de vangsten vanaf 2003 bij de opstelling van historische vangstgegevens." 15664/02 ADD 1 ass/BAR/vl CAB NL 26 45. Verklaring van de Raad over blauwvintonijn "De Raad erkent het verzoek van Griekenland om de vangststatistieken voor blauwvintonijn opnieuw te bezien in het licht van de herziene ICCAT-gegevens." 46. Verklaringen van de Commissie en de Raad over de Zweedse makreelvisserij "De Commissie zal ernaar blijven streven om zo spoedig mogelijk een bevredigende oplossing te vinden, opdat Zweden ook in de Noorse wateren van ICES-sector IVab het makreelquotum kan benutten dat voor 2003 beperkt is tot ICES-sector IIIa en de communau- taire wateren van ICES-sector IVab." "De Raad is ingenomen met de vooruitgang die reeds met betrekking tot dit probleem is geboekt en neemt nota van het voornemen van de Commissie om zo spoedig mogelijk een bevredigende oplossing te vinden, opdat Zweden ook in de Noorse wateren van ICES- sector IVab het makreelquotum kan benutten dat voor 2003 beperkt is tot ICES-sector IIIa en de communautaire wateren van ICES-sector IVab." 47. Verklaring van de Commissie en de Raad over meerjarenplannen "De Commissie en de Raad zullen in 2003 meerjarenplannen voor de volgende bestanden uitwerken en aannemen: - heek - zuidelijk bestand (sector VIIc en sector IXa) - tong in sector VIIe (Kanaalwest) - tong in sector VIIIab (Golf van Biskaje) - schelvis in sector VIb (Rockall) - Noorse kreeft in sector VIIIc (Cantabrische Zee) - Noorse kreeft in sector IXa (westelijk Iberisch schiereiland) Schelvis en wijting ten westen van Schotland (sector VIa) en in de Ierse Zee (sector VIIa) worden getroffen door het herstelplan voor kabeljauw in deze sectoren. De gevolgen van dergelijke plannen voor de schelvis- en wijtingbestanden zullen in 2003 geëvalueerd worden." 15664/02 ADD 1 ass/BAR/vl CAB NL 27 48. Verklaring van de Commissie over gesloten gebieden voor de kabeljauwvisserij "De Commissie zal in de eerste helft van 2003 wetenschappelijk advies vragen over: - de afbakening van paaiplaatsen voor kabeljauw in de Noordzee en ten westen van Schotland, en - een analyse van de biologische en economische gevolgen van een permanente "niet- visserijzone" om kabeljauw in deze gebieden te beschermen. Met dat advies zal rekening worden gehouden in de Commissievoorstellen voor toekomstige technische maatregelen, die uiterlijk juli 2003 moeten worden voorgelegd." 49. Verklaring van de Raad over het herstelplan "De Raad verklaart dat een systeem tot beperking van de visserij-inspanning deel zal uit- maken van het herstelplan. Het gewijzigde Commissievoorstel blijft op tafel en zal verder worden gebruikt als basis voor de besprekingen in de Raad. De Raad verzoekt de Commissie om uiterlijk op 15 februari 2003 eventuele aanvullende elementen te presenteren met het oog op een besluit, dat vóór 31 maart 2003 door de Raad moet worden genomen, zodat het op 1 juli 2003 in werking kan treden." 50. Verklaring van de Raad en de Commissie over het herstel van kabeljauw en heek "De Raad en de Commissie verklaren dat de TAC's voor bestanden die betrokken zijn bij het herstel van kabeljauw en heek medio 2003 opnieuw zullen worden bezien in het licht van nieuw wetenschappelijk advies. De Raad neemt nota van het voornemen van de Commissie om: - het WTECV te verzoeken om halverwege het jaar de kabeljauwbestanden van de Noordzee, de Ierse Zee en ten westen van Schotland te beoordelen aan de hand van recente of van de voor februari-maart 2003 geplande onderzoeken, en voor kabeljauw en heek, de in 2001 en 2002 genomen technische en andere beheersmaatregelen te beoordelen, en - na het advies van het WTECV te hebben ingewonnen, na te denken over het mogelijke nut van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van kabeljauw en heek, zoals grotere maaswijdten, andere maatregelen ter vergroting van de selectiviteit van het vistuig, gesloten gebieden en een verbod op het gebruik van bepaalde vismethoden, en vóór 30 juni 2003 de nodige voorstellen te doen." _________________
Inhoudsopgave van deze pagina:
Dit zijn agendapunten die de Raad van de Europese Unie i niet hoeft te bespreken tijdens een Raadsvergadering i. A-punten worden als hamerstuk (zonder discussie) afgehandeld en goedgekeurd omdat binnen het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (Coreper) i, raadswerkgroepen i of een andere Raadsformatie i al overeenstemming is bereikt. Dit in tegenstelling tot B-punten i, waarover wel discussie plaatsvindt.
vergadering | Raadsvergadering |
---|---|
datum | 2002-12-16 |
puntnummer | 21. |
soort behandeling | A-punt |
raadsdocument nummer | 15664/02 |
oorspronkelijke titel | Na de eerste termijn voor toewijzing begint de Commissie, wanneer de zaak wordt behandeld door een of meer mededingingsautoriteiten die goed geplaatst zijn om zulks te doen, normaal gezien geen procedure waardoor deze autoriteiten van hun bevoegdheid worden ontheven uit hoofde van artikel 11, lid 6, van de verordening tenzij zich een van de volgende situaties voordoet: a) de leden van het netwerk overwegen in dezelfde zaak onderling strijdige beslissingen; b) de leden van het netwerk overwegen een beslissing die klaarblijkelijk strijdig is met vaste jurisprudentie; de criteria die in de arresten van de communautaire gerechten en in vorige beschikkingen en verordeningen van de Commissie zijn omschreven, dienen daarbij als maatstaf te worden gebruikt; ten aanzien van de feiten zal alleen een duide- lijk meningsverschil aanleiding geven tot een optreden van de Commissie; c) een of meer leden van het netwerk laten de procedure nodeloos aanslepen; d) er dient een besluit van de Commissie te worden aangenomen tot vaststelling van com- munautair mededingingsbeleid, met name wanneer zich in diverse lidstaten een soort- gelijk mededingingsvraagstuk voordoet; e) de nationale mededingingsautoriteit maakt geen bezwaar. Indien de Commissie besluit een procedure te starten uit hoofde van artikel 11, lid 6, van de verordening, dan doet zij zulks zo spoedig mogelijk. 22. Indien een NMA een zaak reeds behandelt, dan licht de Commissie haar beweegredenen voor de toepassing van artikel 11, lid 6, van de verordening schriftelijk toe aan de betrokken NMA, alsmede aan de andere leden van het netwerk. 23. Normaal gesproken - en voor zover het belang van de Gemeenschap niet in het geding is - neemt de Commissie geen beslissing die strijdig is met de beslissing van een NMA, indien de gegevens bedoeld in artikel 11, lid 3 en lid 4, van de verordening naar behoren zijn mee- gedeeld en de Commissie geen gebruik heeft gemaakt van artikel 11, lid 6, van de verorde- ning. 24. De leden van het netwerk brengen de andere leden van het netwerk op de hoogte van de ver- worpen klachten, alsmede van de staking van het onderzoek, in alle zaken die overeenkomstig artikel 11, lid 2, en artikel 11, lid 3, van de verordening aan het netwerk zijn gemeld." |