Besluitpunt "Verklaring van Duitsland: Beschikking van de Raad tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie en tot toekenning van gunsten daaraan"

Duitsland stelt vast dat de bepalingen over het personeel van de Europese juridische entiteit (ELE) nog niet erg concreet zijn. Daarom moeten in de in artikel 10, lid 2, bedoelde uitvoeringsbepalingen o.a. de volgende zaken worden geregeld en vastgelegd: - afgezien van met redenen omklede uitzonderingen zal de ELE (evenals vergelijkbare organen in de EU) uitsluitend tijdelijk, contractueel en plaatselijk personeel tewerkstellen; 7941/07 ADD 1 pau/NGS/hd CAB NL - onder verwijzing naar de levensduur van de ELE van 35 jaar (artikel 17), moet uiterlijk 5 jaar vóór de opheffing ervan een mobiliteitsplan worden opgesteld voor de personeelsleden wier contract niet binnen de volgende 5 jaar afloopt, en dienen er geen nieuwe contracten te worden gesloten die doorlopen tot na de opheffing; - arbeidscontracten met personen die geen onderdaan van een lidstaat zijn (zie artikel 1, lid 3, onder c), juncto artikel 28, onder a), van het Ambtenarenstatuut) kunnen geen onbeperkte looptijd hebben, omdat het zeer moeilijk is om in het kader van de mobiliteit voor dergelijke personen een andere betrekking te vinden bij andere EU-organen. Duitsland is verontrust over het feit dat steeds meer gedecentraliseerde communautaire organen onder de werkingssfeer van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen van 8 april 1965 komen te vallen, en betreurt het dat door ook gemeenschappelijke ondernemingen, die zuiver functioneel gezien gelijkgesteld kunnen worden met uitvoerende agentschappen, eronder te laten vallen, een verdere stap in die richting is gezet. In dit verband herinnert Duitsland eraan dat er een algemene uitspraak moet komen over de noodzaak van het verlenen van voorrechten en immuniteiten in het verenigde Europa, vooral met betrekking tot gedecentraliseerde communautaire organen. Duitsland heeft samen met andere lidstaten reeds meermaals om een algemene uitspraak hierover verzocht. De Commissie heeft in verband met de oprichting van het Europees Buitengrenzenagentschap in maart 2004 toegezegd om binnen een redelijke termijn een debat daarover te zullen houden. Duitsland verzoekt de Commissie die belofte nu gestand te doen.

De Raad heeft de bovengenoemde beschikking aangenomen. (Rechtsgrondslag: artikel 47, derde en vierde alinea, en artikel 48 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie). Verklaringen 1. Verklaring van de Commissie "In het kader van het fusieprogramma, dat op Europees niveau volledig is geïntegreerd onder leiding van de Commissie, buigt de Commissie zich over de rol van de geassocieerden, bijvoorbeeld in het kader van de Europese overeenkomst voor fusieontwikkeling (EFDA), die van essentieel belang is voor het bereiken van het doel van het programma, te weten: het verwezenlijken van fusie-energie. De Commissie zal blijven zorgen voor de coördinatie tussen de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming, die vooral te maken hebben met de verwezenlijking van ITER, en de andere activiteiten die binnen KP7 door de onderzoeksgemeenschap worden uitgevoerd op het thematisch terrein "onderzoek inzake fusie-energie" met als oogmerk het verbeteren van de wetenschappelijke en technische kennis van fusie- energie. 7941/07 ADD 1 pau/NGS/hd CAB NL In afwachting van de oprichting van de organen van de gemeenschappelijke onderneming zal de Commissie, overeenkomstig artikel 51 van het Verdrag, de beschikking van de Raad tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming uitvoeren, in nauwe samenwerking met de leden van de gemeenschappelijke onderneming en in overleg met de fusiegemeenschap. De Commissie en de andere, toekomstige, leden van de gemeenschappelijke onderneming moeten ervoor zorgen dat de gemeenschappelijke onderneming op efficiënte wijze gebruik maakt van het beschikbare personeel met de vereiste wetenschappelijke en technische expertise in Europa, en op die manier de behoeften van de ITER-Organisatie in aanmerking neemt. De gemeenschappelijke onderneming zal een sobere organisatie zijn, die over het nodige personeel beschikt om haar taken te allen tijde te kunnen uitvoeren. De Commissie vestigt de aandacht op de bepalingen van de statuten van de gemeenschappelijke onderneming waarin wordt bepaald dat de directeur, op basis van de werkprogramma's, jaarlijks de personeelsbehoeften en de daarmee samenhangende administratieve uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming ter goedkeuring voorlegt aan de Raad van bestuur. Wat het programma van activiteiten met het oog op de voorbereiding van demonstratiefusiereactoren betreft, schaart de Commissie zich achter het standpunt van het Raadgevend Comité voor het specifiek programma voor onderzoek en opleiding op het gebied van kernenergie (fusie) van Euratom. Deze activiteiten moeten geleidelijk worden uitgevoerd in akkoord met de leden van de gemeenschappelijke onderneming en zonder afbreuk te doen aan de internationale verplichtingen van Euratom met betrekking tot ITER en de bijdragen aan de bredere aanpak."

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

A-punt

Dit zijn agendapunten die de Raad van de Europese Unie i niet hoeft te bespreken tijdens een Raadsvergadering i. A-punten worden als hamerstuk (zonder discussie) afgehandeld en goedgekeurd omdat binnen het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (Coreper) i, raadswerkgroepen i of een andere Raadsformatie i al overeenstemming is bereikt. Dit in tegenstelling tot B-punten i, waarover wel discussie plaatsvindt.

 
 

2.

Gegevens

vergadering Raadsvergadering ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN, Brussel
datum 2007-03-27
puntnummer 9.2.
soort behandeling A-punt
raadsdocument nummer 5946/07
oorspronkelijke titel Beschikking van de Raad tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie en tot toekenning van gunsten daaraan