Vragen PvdA, GL, SGP, PvdD, PVV, DENK, BBB, Volt over het coalitieakkoord


1.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2021-2022    Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1334

Vragen van de leden Van der Lee (GroenLinks), Nijboer (PvdA), Azarkan (DENK), Van der Plas (BBB), Van Raan (PvdD), Omtzigt (Omtzigt), Stoffer (SGP), Van Haga (Groep Van Haga), Tony van Dijck (PVV), Den Haan (Fractie Den Haan) en Dassen (Volt) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het coalitieakkoord (ingezonden 23 december 2021).

Antwoord van Minister Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 14 januari 2022).

Vraag 1

Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?

Antwoord 1

De vragen zijn zo veel mogelijk feitelijk beantwoord. Niet alle vragen konden beantwoord worden, omdat sommige vragen nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet behoeven.

Vraag 2

Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?

Antwoord 2

Ja, dat heb ik zoveel mogelijk gedaan.

Vraag 3

Hoe staat de opschalingskorting na dit coalitieakkoord in de boeken voor 2026-2030?

Antwoord 3

Het kabinet Rutte III heeft de oploop van de opschalingskorting voor gemeenten incidenteel geschrapt voor de jaren 2020 t/m 2022.

In het voorliggende coalitieakkoord is die oploop aanvullend geschrapt voor de periode 2023 (€ 400 miljoen) - 2025 (€ 675 miljoen).

ah-tk-20212022-1334 ISSN 0921 - 7398 's-Gravenhage 2022

Tevens is de oploop van de opschalingskorting voor provincies geschrapt voor de periode 2022 (€ 10 miljoen) - 2025 (€ 40 miljoen).

Voor de periode 2026 (€ 675 miljoen gemeenten en € 40 miljoen provincies) en verder is dat in het coalitieakkoord niet gedaan.

Vraag 4

Klopt het dat er in 2026 meer dan een miljard wordt bezuinigd op de lokale overheden ten opzichte van het bedrag dat er in 2025 naartoe gaat? Zo nee, hoe zit het dan wel?

Antwoord 4

De jaarlijkse indexatie van het Gemeente- Provincie- en Btw-compensatiefonds heet het accres. Dit accres is bij het coalitieakkoord tot en met 2025 grotendeels berekend op basis van de bestaande afspraken. Dit wil zeggen dat de stijging van de Rijksuitgaven ook leidt tot een hogere algemene uitkering aan gemeenten en provincies. Om een stabielere financiering voor gemeenten en provincies te realiseren en hun autonomie te vergroten, wordt in de komende jaren een nieuwe financieringssystematiek voor de periode na 2025 uitgewerkt, waarbij de mogelijkheid voor een groter eigen belastinggebied wordt betrokken. Voor 2026 en verder is het accres niet berekend, maar vastgezet op een plus van 1 miljard euro ten opzichte van de stand bij de Miljoenennota.

Vraag 5

Klopt het dat € 1,6 miljard voor extra huizen (woningbouwimpuls en volkshuisvestingsfonds) wordt betaald uit het geld voor gemeenten? Waarom staat er dan wel een positief bedrag van € 1,6 miljard ingeboekt in de budgettaire BZK-tabel maar geen corresponderend negatief bedrag in de budgettaire tabel bij het Gemeentefonds?

Antwoord 5

In het coalitieakkoord zijn de middelen voor de woningbouwimpuls (10x € 100 mln.) en volkshuisvesting (4x € 150 mln.) opgenomen. Deze middelen zijn onttrokken aan het accres en worden via een specifieke uitkering uitgekeerd. Het vrij besteedbare accres is opgenomen in de budgettaire tabel bij het Gemeentefonds onder het kopje accres. Daarom staat er geen corresponderend negatief bedrag in de budgettaire tabel bij het gemeentefonds.

Vraag 6

Kunt u aangeven bij welke onderdelen van het coalitieakkoord de eerdere trap-op-trap-af systematiek is losgelaten met betrekking tot lokale overheden?

Antwoord 6

Er is in het coalitieakkoord voor gekozen om de uitvoeringskosten van medeoverheden voor investeringspakketten (klimaat, ontsluiten nieuwbouwwoningen en stikstof) specifiek te verstrekken. In samenhang hiermee is besloten om de middelen voor het Stikstoffonds, het Klimaatfonds, het budget voor ontsluiting van nieuwe woningen in het Mobiliteitsfonds en het Nationaal Groeifonds uit te zonderen van de berekening van het accres.

Vraag 7

Kunt u alle uitvoeringsfiches die zijn gemaakt ten behoeve van de formatie met de Kamer delen?

Antwoord 7

Het archief van de formatie wordt openbaar. Hierin zitten alle stukken die op verzoek van de informateur aan de (in)formateur zijn verstrekt.

Vraag 8

Hoe definieert u «betaalbare huurwoning»? Welke percentage van de huidige huurwoningen zijn betaalbaar volgens uw definitie?

Antwoord 8

Wat voor een huurder betaalbaar is, hangt af van het inkomen van huurders. Voor huurders met een middeninkomen kan een middenhuurwoning betaalbaar zijn. Voor huurders met een laag inkomen gaat het om sociale huurwoningen. Er bestaan voor huishoudens met lagere inkomens bijvoorbeeld verschillende grenzen voor een passende huur bij toewijzing van een corporatiewoning en de huurtoeslag is inkomensafhankelijk. Circa 82% van de huurwoningen zijn gereguleerde huurwoningen. Om de kans voor huishoudens met een middeninkomen op een betaalbare woning te verbeteren, gaat het kabinet een vorm van huurprijsbescherming introduceren voor midden-huurwoningen. Over de afbakening en maatvoering hiervan moet nog besluitvorming plaatsvinden.

Vraag 9

Wat is uw doelstelling voor de woonquote in 2025 (het percentage van het inkomen dat mensen gemiddeld kwijt zijn aan hun huur/woning)?

Antwoord 9

Het kabinet gebruikt woonquotes als een van de peilstokken om tot een goede maatvoering van beleid voor betaalbaar wonen te komen. Naast woonquotes wordt bijvoorbeeld ook gebruik gemaakt van analyses van het Nibud. Woonquotes worden dus niet als doelstelling gehanteerd. Bovendien kijkt het kabinet breder dan alleen naar woonlasten als het gaat om draagkracht en bestedingsruimte van mensen via het koopkrachtbeleid.

Vraag 10

Wat is uw streefcijfer voor het aantal daklozen in 2025?

Antwoord 10

Het streven van het kabinet is om dak- en thuisloosheid zoveel mogelijk terug te dringen. De precieze aanpak wordt de komende tijd ingevuld in samenwerking met onder meer gemeenten. Uw Kamer wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd door de Staatssecretaris van Jeugd en Preventie en de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

De aanpak zal in ieder geval zien op het zo snel mogelijk zorgen voor een passende en betaalbare woonplek met de juiste zorg en begeleiding.

Er is structureel 65 mln. euro vrijgemaakt voor het aanpakken van dak- en thuisloosheid, zowel het voorkomen daarvan als het terugdringen van bestaande dak- en thuisloosheid. Daarbij komt een stevige aanpak op het gebied van wonen, waarbij de impact van aanpalende beleidsterreinen zoals zorg en begeleiding wordt meegenomen, evenals de huisvesting van andere aandachtsgroepen.

Vraag 11

Welke maatregelen zal het kabinet treffen om de GRECO-aanbevelingen uit te voeren?

Antwoord 11

Op 29 november is uw Kamer geïnformeerd over de beoogde aanscherpingen voor het integriteitsbeleid van gewezen bewindspersonen (Kamerstuk 28 844 i, nr. 231 i). Er is sindsdien een begin gemaakt met de benodigde wetgeving voor de verbreding van het lobbyverbod, de introductie van het draaideurverbod en de afkoelperiode met verplicht advies. Over de uitwerking van GRECO-aanbevelingen voor het integriteitsbeleid tijdens de uitoefening van het ambt van bewindspersoon, is uw Kamer op 26 oktober geïnformeerd (Kamerstuk 35 925 VII i, nr.15 i). Vanwege de demissionaire status van het kabinet is de verdere uitwerking aan het nieuwe kabinet over gelaten. Ook hier is gestart met de inhoudelijke voorbereiding.

Vraag 12

Hoe verhouden de plannen van de coalitie voor de aanpak van marktmacht en datamacht van grote tech- en platformbedrijven zich tot de reeds bestaande EU initiatieven?

Antwoord 12

Er lopen diverse trajecten in Brussel met betrekking tot digitalisering, zoals de Digital Governance Act, Digital Markets Act en de Digital Services Act. Bij deze laatste twee is er eind november een politiek akkoord bereikt en zal het Europees Parlement nog met amendementen komen. De onderhandelingen voor deze voorstellen zijn daarom nog in volle gang. Dit jaar zal de Europese Commissie de Data Act publiceren die gaat over de rechten voor toegang tot en gebruik van gegevens. In het coalitieakkoord is opgenomen dat het kabinet het voortouw neemt en zich in Europees verband inzet voor de versterking van de samenwerking tussen lidstaten op het gebied van digitalisering. Ook het aanpakken van markt- en datamacht van grote techbedrijven hoort daarbij. Het kabinet is zich bewust dat deze aanpak slechts nationaal gestalte kan krijgen binnen sterke Europese kaders en zal daarom bij zowel lopende als nieuwe initiatieven een voortrekkersrol nastreven.

Vraag 13

Wat bedoelt de coalitie met waarborgen en goed en effectief toezicht op de inlichtingendiensten?

Antwoord 13

De waarborgen voor goed en effectief toezicht vloeien voort uit de eisen die hieraan worden gesteld in het nationale en internationale recht. De concrete uitwerking hiervan, met eventuele wijzigingen of aanvullingen ten opzichte van het huidige stelsel, zal onderdeel uitmaken van wijzigingen in wetgeving voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, zoals het wetsvoorstel dat wordt voorbereid naar aanleiding van onder meer de rapporten van de Evaluatiecommissie Wiv 2017 en de Algemene Rekenkamer.

Vraag 14

Wat zijn fundamentele burgerrechten online?

Antwoord 14

Onze grondrechten gelden onverkort in de digitale wereld. Denk bijvoorbeeld aan de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De overheid is verantwoordelijk voor het beschermen van deze rechten; dat is niets nieuws. Tegelijk stellen de digitale ontwikkelingen en nieuwe technologieën ons voor uitdagingen. Het kabinet zal zich inzetten om de grondrechten ook in de digitale wereld te beschermen. Het coalitieakkoord bevat daartoe een aantal voorstellen. Ook bij de beoordeling van de Europese voorstellen met extra wettelijke waarborgen voor de inzet van technologie let het kabinet op de bescherming van grondrechten. Daarnaast wordt onderzocht of het nodig is om grondrechten aan te passen in het licht van de nieuwe technologische ontwikkelingen. De bescherming tegen het binnentreden van de woning en de bescherming van de lichamelijke integriteit verhouden zich bijvoorbeeld moeilijk tot technologie die vanuit huis data deelt (een smart-tv of een slimme koelkast) en een slimme pacemaker. Daarnaast is technologie met elkaar verknoopt geraakt, waardoor onduidelijk is onder de bescherming van welk grondrecht de techniek valt. Tot slot gaat het kabinet zich inzetten om bestaande regels beter toepasbaar te maken en te verhelderen voor bepaalde contexten waarin veel technologie wordt gebruikt. Hier zijn al door het vorige kabinet stappen gezet, zoals een code kinderrechten online die game ontwikkelaars moet helpen om de fundamentele rechten van kinderen beter te waarborgen. Een ander voorbeeld is een handreiking met systeemprincipes voor non-discriminatie die ontwikkelaars in staat moet stellen om non-discriminatiewetgeving te doorgronden en vervolgens bias en discriminatie in de ontwikkeling van algoritmen vroegtijdig te onderkennen. Ook de EU pleit voor het belang van een goede bescherming van de grondrechten online. Recent verscheen de rapportage Bescherming van de grondrechten in het digitale tijdperk (Com(2021)819). De Commissie roept de lidstaten in het rapport op om de grondrechten in het digitale domein te beschermen. Het kabinet vindt het belangrijk om daarbij ook de aansluiting te zoeken bij de lopende Europese trajecten en ontwikkelingen en hierop voorop te lopen.

Vraag 15

Wat betekent regie over eigen data voor mensen?

Antwoord 15

Regie over eigen data betekent dat mensen meer zeggenschap krijgen over gegevens die over hen gaan en dat het hen ook gemakkelijker wordt gemaakt om deze zeggenschap uit te kunnen oefenen.

In het bijzonder geldt dit in de situaties waarin de burger in een afhankelijkheidsrelatie verkeert ten opzichte van een partij die hem/haar bijvoorbeeld vraagt om, of op een andere manier de beschikking krijgt over, zijn/haar gegevens. Dat geldt in de eerste plaats natuurlijk in de relatie tussen burger en overheid, maar ook in de rol van burger als consument in relatie tot bedrijven (voor het afnemen van digitale diensten buiten de overheid).

In de relatie overheid naar de burger geldt nu al dat burgers het recht hebben op inzage in welke gegevens over hen worden vastgelegd, door wie en waarom. Ook hebben burgers recht op correctie in de gegevens die overheden over hen hebben. Dit kan worden versterkt door die inzage centraal en digitaal te maken op een manier dat burgers vooraf en achteraf zicht kunnen krijgen op de gegevens die overheden volgens bestaande wettelijke regimes met elkaar uitwisselen en gebruiken. Ook kan het de burger makkelijk gemaakt worden om de eventuele onjuistheden in de over hem/haar verzamelde gegevens te laten herstellen en daarmee ook de gevolgen van die onjuistheden te beperken (herstelvermogen en zorgplicht).

Burgers moeten zelf ook gegevens kunnen aanleveren of aanpassen, maar niet naar eigen willekeur (als dat hen in relatie met derden beter uitkomt) ze kunnen aanpassen, waardoor de rechtmatigheid en het maatschappelijk belang in het geding komen, zoals bijvoorbeeld bij gegevens als geboorteplaats, leeftijd, inkomen, etc. het geval zou kunnen zijn.

Gegevens die een eigen opgave betreffen, zoals bijvoorbeeld mailadres, telefoonnummer en overige inkomsten zouden wel eenvoudiger aan te passen moeten zijn.

Verder moet het voor de burgers gemakkelijker worden om - op voorwaarde dat zij hiervoor een akkoord hebben gegeven - gegevens te delen met partijen in het maatschappelijke middenveld. Burgers hebben tevens het recht dit akkoord weer in te trekken.

Vraag 16

Kunt u aangeven op welke wijze het Bouwbesluit wordt verbeterd en welke belemmeringen voor woningbouw worden weggenomen?

Antwoord 16

Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

Vraag 17

Kunt u concreter aangeven hoe de verlaging van de sociale huur voor mensen met een lager inkomen en de stapsgewijze verhoging van de huur voor mensen met een hoger inkomen eruitziet?

Antwoord 17

Het antwoord op deze vraag vergt nog nadere uitwerking. Voor de uitwerking zal samenwerking worden gezocht onder meer met uw Kamer, de sector en medeoverheden. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Vraag 18

Indien het juist is dat de middelen voor het Volkshuisvestingsfonds en de Woningbouwimpuls uit het Gemeentefonds overgeheveld worden, klopt het dan dat er op de begroting BZK verder geen aanvullende middelen beschikbaar gesteld worden voor extra woningbouw?

Antwoord 18

Met Prinsjesdag 2021 is € 1 miljard beschikbaar gesteld voor additionele woningbouw en € 100 miljoen voor de huisvesting van aandachtsgroepen. Daarnaast zijn in het coalitieakkoord naast middelen voor het Volkshuisves-tingsfonds en de Woningbouwimpuls nog middelen voor andere opgaven beschikbaar gesteld die een raakvlak hebben met de woningbouwopgave. Het betreft de afschaffing van de verhuurderheffing waardoor corporaties in staat worden gesteld de benodigde nieuwbouwwoningen te realiseren. Ook de middelen voor de ontsluiting van nieuwe woningen komen in overleg met de Minister voor VRO tot besteding. Ook kennen onderdelen als het stimuleren van het langer thuiswonen van ouderen, de aanpak van dakloosheid en de bescherming van arbeidsmigranten een relatie met de realisatie van passende huisvesting. Dit vraagt een nadere uitwerking en besluitvorming over de besteding.

Vraag 19

Waarom wordt er 7,5 miljard euro vrijgemaakt voor een goede ontsluiting van nieuwe woningen en wordt niet een deel hiervan toebedeeld aan de bouw van extra woningen, en waarom wordt dit bedrag aan het Mobiliteitsfonds toegevoegd en niet (deels) aan de begroting van BZK, zodat de Minister voor VRO hier meer regie over heeft?

Antwoord 19

De ontwikkeling van grootschalige woningbouwlocaties, de in het coalitieakkoord genoemde 14 verstedelijkingsgebieden, is alleen mogelijk als er ook in een goede bereikbaarheid van deze locaties wordt geïnvesteerd. Dergelijke grote investeringen in infrastructuur worden bekostigd vanuit het Rijk (vanuit het Mobiliteitsfonds, via het MIRT). Uit de businesscases blijkt dat investeringen in bereikbaarheid de meest omvangrijke kostenpost is.

Daar het om infrastructuurmiddelen gaat, is geoormerkte toevoeging van deze middelen aan het Mobiliteitsfonds het meest logisch. In het coalitieakkoord is specifiek opgenomen dat deze middelen in overleg van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de regionale overheden tot besteding komen.

Vraag 20

Wat betekent het «vereenvoudigen van het woningwaarderingsstelsel»? Antwoord 20

Het antwoord op deze vraag vergt nog nadere uitwerking. Voor de uitwerking zal samenwerking worden gezocht onder meer met Uw Kamer, de sector en medeoverheden. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Vraag 21

Wat betekent de passage «We verlagen de sociale huur voor mensen met een lager inkomen en we verhogen stapsgewijs de huur voor mensen met een hoger inkomen tot de marktconforme huur» concreet? In welke ordegrootte worden huren verlaagd en wat zijn «lagere inkomens»? Op welke wijze worden de huren voor mensen met hogere inkomens verhoogd? Wat zijn «hogere inkomens» en wat is de definitie van «marktconforme huur»?

Antwoord 21

Het antwoord op deze vraag vergt nog nadere uitwerking. Voor de uitwerking zal samenwerking worden gezocht onder meer met uw Kamer, de sector en medeoverheden. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Vraag 22

Wat is de precieze cijfermatige betekenis van het herijken van het sociaal minimum op de BES-eilanden?

Antwoord 22

Het kabinet werkt toe naar het ijkpunt sociaal minimum in Caribisch Nederland en neemt maatregelen om de kosten van levensonderhoud betaalbaarder te maken, zodat voor iedereen op de BES-eilanden het minimale bestaansniveau wordt gedefinieerd en waargemaakt. De precieze invulling vergt nog nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. Een cijfermatige onderbouwing is daarom nog niet voorhanden.

Vraag 23

Betekent «we nemen de uitwerking van de constitutionele toetsting ter hand» dat de regering zelf komt met een voorstel tot wijziging van artikel 120 van de grondewet?

Antwoord 23

De vormgeving van constitutionele toetsing behoeft nadere uitwerking en besluitvorming. Uit de aard der zaak wordt een wijziging van artikel 120 Grondwet daarbij nadrukkelijk betrokken.

Vraag 24

Op welke terreinen zijn de coalitiepartijen voornemens om gebruik te maken van de mogelijkheid om een aanwijzing te geven aan medeoverheden?

Antwoord 24

Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking door het kabinet, waarover de Tweede Kamer zal worden geïnformeerd.

Vraag 25

Kun u precies aangeven in welk jaar er 100.000 woningen per jaar gebouwd moeten worden? En kunt u aangeven of dat inclusief tijdelijke woningen en verbouw van kantoren (transformatie) is of dat het ook echt 100.000 nieuwe woningen betreft?

Antwoord 25

In het coalitieakkoord is afgesproken om 100.000 woningen te realiseren per jaar, 900.000 tot en met 2030. Om dit te realiseren werk ik aan een plan van aanpak, waarover ik uw Kamer snel nader zal informeren. In dit plan zal ik ingaan op mijn doelen, werkwijze en wanneer ik verwacht dat er 100.000 woningen per jaar worden gebouwd. Dit betreft reguliere woningen, flexwoningen en transformatiewoningen.

Vraag 26

Welke wetsvoorstellen van de commissie-Remkes worden verder ter hand genomen?

Antwoord 26

In het coalitieakkoord is aangegeven dat de door het kabinet aan de Raad van State en de Kamers voorgelegde voorstellen ter uitvoering van de staatscommissie Parlementair stelsel (commissie-Remkes), (verder) in behandeling zullen worden genomen. De afgelopen jaren zijn verschillende voorstellen aan de Raad van State voorgelegd; van een aantal daarvan was de parlementaire behandeling reeds voor de verkiezingen aangevangen. Deze wetsvoorstellen gaan over de verkiezingswijze van de Eerste Kamer, de verenigde vergadering in grondwetsherzieningsprocedure, het terugzendrecht, de benoemingswijze van leden van de Hoge Raad, het kiesstelsel en verbeteringen van het verkiezingsproces. Daarnaast is de Wet op de politieke partijen in voorbereiding.

Vraag 27

Hoeveel gaat het schrappen van de verruimde schenkingsvrijstelling eigen woning opleveren? Hoe gaat dit worden vormgegeven? Wat is de streefdatum voor invoering? Wordt er een overgangsregeling overwogen?

Antwoord 27

De opbrengst van het afschaffen van de verruimde schenkingsvrijstelling eigen woning bedraagt structureel 160 miljoen euro per jaar. De opbrengst is afkomstig uit toekomstige schenkingen en nalatenschappen waardoor het structurele niveau na 20 jaar wordt bereikt. De maatregel wordt ingevoerd per 2024.1 Daarbij is niet uitgegaan van een overgangsregeling. Voor de vormgeving wordt gewezen op het bij het Belastingplanpakket 2022 ingediende amendement (Kamerstuk 35 927 i, nr. 40 i).

Vraag 28

Kan een schatting worden gegeven van hoeveel extra fte nodig zijn voor het versterken van de uitvoeringsorganisaties?

Antwoord 28

In het coalitieakkoord is aangegeven dat we werken aan een overheid die betrouwbaar, dienstbaar, dichtbij en rechtvaardig is. Daartoe heeft het kabinet onder meer besloten om het programma Werk aan Uitvoering voort te zetten. De kabinetsreactie Werk aan Uitvoering (WaU) beschrijft op hoofdlijnen de benodigde beweging om de dienstverlening van de overheid te verbeteren [Kamerstuk 29 362 i, nr. 290 i]. De overheidsbrede Werkagenda voor de publieke dienstverlening (verder: Werkagenda) is uitgewerkt in concrete acties en ook gestuurd aan uw Kamer [Kamerstuk 29 362 i, nr. 295 i]. Het verbeteren van de overheidsdienstverlening vergt dat overheidsorganisaties worden toegerust om hun taken volgens de publieke waarden in de praktijk te brengen. Bij die toerusting hoort ook ruimte voor investeringen om de randvoorwaarden voor een betere dienstverlening voor burgers en ondernemers te vervullen. Dat is voor een groot deel mensenwerk; vakmanschap en ruimte bij professionals in de uitvoering om burgers laagdrempelig te helpen en het kunnen bieden van maatwerk. Maar het is ook breder dan (enkel) investeringen in FTE, zoals inzet op verbeteringen op de digitale kant.

Een en ander vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover geïnformeerd nadat besluitvorming binnen het kabinet heeft plaatsgevonden.

Vraag 29

Zijn de afspraken in het coalitieakkoord de enige afspraken die er zijn gemaakt tussen de coalitiepartijen? Betekent dit dat alle kwesties die niet in het coalitieakkoord staan een vrije kwestie zijn voor de Kamer?

Antwoord 29

Kamerleden en -fracties zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen afspraken en stemgedrag.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2021-2022, Aanhangsel 8

1

Coalitieakkoord p. 14 en budgettaire bijlage coalitieakkoord p. 20 en 21.