Artikel 204: Onderhoud Zee- en Landmagt

203
Artikel 204
205

De Koning zorgt, dat er ten allen tijde eene toereikende Zee- en Landmagt onderhouden worde, aangeworven uit vrijwilligers, hetzij inboorlingen of vreemdelingen, om te dienen in of buiten Europa, naar de omstandigheden.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Toelichting Staatsblad

Al wat in de eerste grondwet betrekkelijk de verdediging van den Staat bepaald was, bebben wij ook hier overgenomen.

Eene vaste en duurzame krijgsmagt zal, als het ware, de voorhoede der natie zijn (art. 204).

Eene militie wijsselijk geregeld, zal steeds gereed zijn om ter verdediging van het vaderland toetesnellen. (art 206 en 212.)

De geheele natie eindelijk in schutterijen vereenigd, zal (is het nood) hare vrijheid en onafhankelijkheid tegen eenen vijand weten te verdedigen (art. 213.)

Het is ons verder nuttig toegeschenen eenige bepalingen der onlangs gemaakte wetten op de militie in de grondwet over te nemen, daar zij aan den Staat de diensten verzekert, welke deze regt heeft te vorderen, en aan de ingezetenen de opvolging van vaste en onwrikbare voorschriften toezegt, en hen alzoo behoedt tegen willekeurige en ondoordachte maatregelen.

Bij het regelen van dezen heiligen pligt, hebben wij ons twee der belangrijkste tijdperken onzer geschiedenis verlevendigd; de bevrediging van Gend, welke de ongelukkige scheiding der zeventien provinciën vooraf ging, en de Unie van Utrecht, dien eersten grondslag van nationale onafhankelijkheid, dien bron van zoo veel roems en voorspoed. Eenmaal zal onze nakomelingschap met eene edele trotschheid terugzien op die gedenkwaardige dagen, toen Hollanders en Belgen, nog niet geheel tot éénen staat vereenigd, maar door onderlinge liefde en achting nauw verbroederd, onder de standaarden uwer dappere zonen, gewedijverd hebben met de geoefendste krijgsbenden op de oevers van de Sambre en de vlakten van Waterloo; - op die schoone dagen, toen zij, waardig om onder het geleide van Nassau's heldenkroost te strijden, de achting uwer bondgenooten, den welverdienden roem en onverwelkbare lauweren verdienden, welke de heilige onderpanden zijn van den moed en ijver waarmede zij ten allen tijde zullen gereed zijn, om hun vaderland, hunnen Koning en eene grondwet, welke onder zulke gunstige voortekenen wordt daargesteld, met hun bloed tegen allen aanval te beschermen. Alzoo zal de onafhankelijkheid eens volks waardig om vrij te zijn, en aan het hoofd hebbende een geslacht, waarin wijsheid en heldenmoed erfgoederen zijn, door zijne naburen steeds geëerbiedigd worden.

De Vorsten van uw huis, Sire! zullen zekerlijk met wijze behoedzaamheid gebruik maken van het recht om oorlog te verklaren [art. 57]; dit regt is in eene welgeregelde monarchie onafscheidelijk van den persoon des Vorsten; wij hebben hetzelve niet in het minste beperkt.

2.

Ontwikkeling artikel

1798

Het Bataafsche Volk vat nimmer de waapenen op, dan ter handhavinge zijner vrijheid, ter bewaaringe van zijn grondgebied, en ter verdediging zijner Bondgenooten. Het beveelt, tot dat einde, eene zorgvuldige inrigting zijner Krijgsmagt, bovenal ter Zee, als het bolwerk van den nationaalen voorspoed.

Het gelast de stipste onzijdigheid van het Bestuur ten aanzien der mogendheden. Het bewaart, zooveel mooglijk, den vrede met alle Volken, en koomt zijne verbindtenissen met denzelven heiliglijk na. Het eerbiedigt derzelver regten, en wil, dat, in tijd van Oorlog, de rampen der menschheid, bij wederzijdsch verdrag, zoo veel doenlijk, verzagt worden.

1814

Dienvolgens is het ook ten allen tijde eene der eerste zorgen van den Souvereinen Vorst, dat er eene toereikende Zee- en Landmagt onderhouden worde, aangeworven uit vrijwilligers, het zij inboorlingen of vreemden, ten einde te dienen in of buiten Europa naar de omstandigheden.

1815: art 204, 1840: art 202, 1848: art 178
1887

Tot bescherming der belangen van den Staat is er eene zee- en eene landmacht, bestaande uit vrijwillig dienenden en uit dienstplichtigen.

De wet regelt den verpligten krijgsdienst. Zij regelt ook de verpligtingen, die aan hen, die niet tot de zee- of landmagt behooren, ten aanzien van 's Lands verdediging opgelegd kunnen worden.

1917: art 181, 1922: art 182, 1938: art 188, 1948: art 188, 1953: art 195
1956

Tot bescherming der belangen van de Staat is er een krijgsmacht, bestaande uit vrijwillig dienenden en uit dienstplichtigen.

De wet regelt de verplichte krijgsdienst. Zij regelt ook de verplichtingen, die aan hen, die niet tot de krijgsmacht behoren, ten aanzien van 's Lands verdediging opgelegd kunnen worden.

1963: art 195, 1972: art 195
1983
  • 1. 
    Tot bescherming der belangen van de staat is er een krijgsmacht, bestaande uit vrijwillig dienenden en uit dienstplichtigen.
  • 2. 
    De regering heeft het oppergezag over de krijgsmacht.
  • 3. 
    De wet regelt de verplichte krijgsdienst. Zij regelt ook de verplichtingen die aan hen, die niet tot de krijgsmacht behoren, ten aanzien van 's lands verdediging opgelegd kunnen worden.
1987: art 98
1995
  • 1. 
    Tot bescherming van de belangen van de staat is er een krijgsmacht die bestaat uit vrijwillig dienenden en mede kan bestaan uit dienstplichtigen.
  • 2. 
    De regering heeft het oppergezag over de krijgsmacht.
  • 3. 
    De wet regelt de verplichte krijgsdienst en de bevoegdheid tot opschorting van de oproeping in werkelijke dienst. Zij regelt ook de verplichtingen die aan hen, die niet tot de krijgsmacht behoren, ten aanzien van 's lands verdediging opgelegd kunnen worden.
1999: art 98
2000
  • 1. 
    Ten behoeve van de verdediging en ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede ten behoeve van de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde, is er een krijgsmacht.
  • 2. 
    De regering heeft het oppergezag over de krijgsmacht.
2002: art 97, 2005: art 97, 2006: art 97, 2008: art 97, 2017: art 97, 2018: art 97, 2022: art 97