Artikel III-278: Kennisneming van geschillen inzake EIB en Stelsel Europese Centrale Banken

III-277
Artikel III-278
III-279

Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd, binnen de hierna aangegeven grenzen, kennis te nemen van de geschillen betreffende:

  • a) 
    de uitvoering van de verplichtingen der lidstaten voortvloeiende uit de statuten van de Europese Investeringsbank. De Raad van bewind van de Bank beschikt dienaangaande over de bevoegdheden welke bij artikel III-265 i aan de Commissie zijn toegekend;
  • b) 
    de besluiten van de Raad van gouverneurs van de Europese Investeringsbank. Iedere lidstaat, de Commissie en de Raad van bewind van de Bank kunnen onder de voorwaarden gesteld in artikel III-270 i beroep instellen tegen deze besluiten;
  • c) 
    de besluiten van de Raad van bewind van de Europese Investeringsbank. Beroep tegen deze besluiten kan onder de voorwaarden van artikel III-270 i slechts worden ingesteld door de lidstaten of de Commissie, en alleen in geval van schending van de vormvoorschriften bedoeld in artikel 21, leden 2, 5, 6 en 7, van de statuten van de Bank;
  • d) 
    de uitvoering van de verplichtingen van de nationale centrale banken voortvloeiende uit deze Grondwet en uit de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank. De Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank beschikt dienaangaande ten aanzien van de nationale centrale banken over de bevoegdheden welke bij artikel III-265 i aan de Commissie zijn toegekend ten aanzien van de lidstaten. Indien het Hof van Justitie van de Europese Unie vaststelt dat een nationale centrale bank een van de krachtens deze Grondwet op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, is deze bank gehouden die voorzieningen te treffen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof.

1.

Ontwikkeling artikel

2003

Het Hof van Justitie is bevoegd, binnen de hierna aangegeven grenzen, kennis te nemen van de geschillen betreffende:

  • a) 
    de uitvoering van de verplichtingen der lidstaten voortvloeiende uit de statuten van de Europese Investeringsbank. De Raad van bewind van de Bank beschikt dienaangaande over de bevoegdheden welke bij [het vroegere artikel 226 i] aan de Commissie zijn toegekend;
  • b) 
    de besluiten van de Raad van gouverneurs van de Europese Investeringsbank. Elke lidstaat, de Commissie en de Raad van bewind van de Bank kunnen onder de voorwaarden gesteld in [het vroegere artikel 230 i] beroep instellen tegen deze besluiten;
  • c) 
    de besluite n van de Raad van bewind van de Europese Investeringsbank. Beroep tegen deze besluiten kan onder de voorwaarden van [het vroegere artikel 230] slechts worden ingesteld door de lidstaten of de Commissie, en alleen in geval van schending van de vormvoorschriften bedoeld in artikel 21, leden 2, 5, 6 en 7, van de statuten van de Bank;
  • d) 
    de uitvoering van de verplichtingen van de nationale centrale banken voortvloeiende uit deze Grondwet en uit de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken. De Raad van de Europese Centrale Bank beschikt dienaangaande ten aanzien van de nationale centrale banken over de bevoegdheden welke bij [het vroegere artikel 226 i] aan de Commissie zijn toegekend ten aanzien van de lidstaten. Indien het Hof van Justitie vaststelt dat een nationale centrale bank een van de krachtens deze Grondwet op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, is deze bank gehouden die voorzieningen te treffen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie.
2003

Het Hof van Justitie is bevoegd, binnen de hierna aangegeven grenzen, kennis te nemen van de geschillen betreffende:

  • a) 
    de uitvoering van de verplichtingen der lidstaten voortvloeiende uit de statuten van de Europese Investeringsbank. De Raad van bewind van de Bank beschikt dienaangaande over de bevoegdheden welke bij artikel III-265 i aan de Europese Commissie zijn toegekend;
  • b) 
    de besluiten van de Raad van gouverneurs van de Europese Investeringsbank. iedere lidstaat, de Europese Commissie en de Raad van bewind van de Bank kunnen onder de voorwaarden gesteld in artikel III-270 i beroep instellen tegen deze besluiten;
  • c) 
    de besluiten van de Raad van bewind van de Europese Investeringsbank. Beroep tegen deze besluiten kan onder de voorwaarden van artikel III-270 i slechts worden ingesteld door de lidstaten of de Europese Commissie, en alleen in geval van schending van de vormvoorschriften bedoeld in artikel 21, leden 2, 5, 6 en 7, van de statuten van de Bank;
  • d) 
    de uitvoering van de verplichtingen van de nationale centrale banken voortvloeiende uit deze Grondwet en uit de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank. De Raad van de Europese Centrale Bank beschikt dienaangaande ten aanzien van de nationale centrale banken over de bevoegdheden welke bij artikel III-265 i aan de Europese Commissie zijn toegekend ten aanzien van de lidstaten. Indien het Hof van Justitie vaststelt dat een nationale centrale bank een van de krachtens deze Grondwet op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, is deze bank gehouden die voorzieningen te treffen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie.
2003

Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd, binnen de hierna aangegeven grenzen, kennis te nemen van de geschillen betreffende:

  • a) 
    de uitvoering van de verplichtingen der lidstaten voortvloeiende uit de statuten van de Europese Investeringsbank. De Raad van bewind van de Bank beschikt dienaangaande over de bevoegdheden welke bij artikel III-265 i aan de Commissie zijn toegekend;
  • b) 
    de besluiten van de Raad van gouverneurs van de Europese Investeringsbank. Iedere lidstaat, de Commissie en de Raad van bewind van de Bank kunnen onder de voorwaarden gesteld in artikel III-270 i beroep instellen tegen deze besluiten;
  • c) 
    de besluiten van de Raad van bewind van de Europese Investeringsbank. Beroep tegen deze besluiten kan onder de voorwaarden van artikel III-270 i slechts worden ingesteld door de lidstaten of de Commissie, en alleen in geval van schending van de vormvoorschriften bedoeld in artikel 21, leden 2, 5, 6 en 7, van de statuten van de Bank;
  • d) 
    de uitvoering van de verplichtingen van de nationale centrale banken voortvloeiende uit deze Grondwet en uit de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank. De Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank beschikt dienaangaande ten aanzien van de nationale centrale banken over de bevoegdheden welke bij artikel III-265 i aan de Commissie zijn toegekend ten aanzien van de lidstaten. Indien het Hof van Justitie van de Europese Unie vaststelt dat een nationale centrale bank een van de krachtens deze Grondwet op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, is deze bank gehouden die voorzieningen te treffen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof.
2004

Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd, binnen de hierna aangegeven grenzen, kennis te nemen van geschillen betreffende:

  • a) 
    de uitvoering van de verplichtingen der lidstaten voortvloeiende uit het statuut van de Europese Investeringsbank. De Raad van bewind van de Bank beschikt dienaangaande over de bevoegdheden die bij artikel III-360 i aan de Commissie zijn toegekend;
  • b) 
    de beslissingen van de Raad van gouverneurs van de Europese Investeringsbank. Iedere lidstaat, de Commissie en de Raad van bewind van de Bank kunnen onder de in artikel III-365 i gestelde voorwaarden beroep instellen tegen deze besluiten;
  • c) 
    de beslissingen van de Raad van bewind van de Europese Investeringsbank. Beroep tegen deze beslissingen kan onder de in artikel III-365 i gestelde voorwaarden slechts worden ingesteld door de lidstaten of de Commissie, en alleen in geval van schending van de vormvoorschriften bedoeld in artikel 19, leden 2, 5, 6 en 7 i, van het statuut van de Bank;
  • d) 
    de uitvoering van de verplichtingen van de nationale centrale banken voortvloeiende uit deze Grondwet en uit het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank. De Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank beschikt dienaangaande ten aanzien van de nationale centrale banken over de bevoegdheden welke bij artikel III-360 i aan de Commissie zijn toegekend ten aanzien van de lidstaten. Indien het Hof van Justitie van de Europese Unie vaststelt dat een nationale centrale bank een van de krachtens deze Grondwet op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, is deze bank gehouden die voorzieningen te treffen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof.