Hoofdstuk 2 - De betalingsbalans

Inhoudsopgave van deze pagina:

104: Beginselen

Iedere Lid-Staat voert het economisch beleid, dat noodzakelijk is om het evenwicht van zijn betalingsbalans in haar geheel te verzekeren en het vertrouwen in zijn valuta te handhaven, waarbij hij zorg draagt voor een hoge graad van werkgelegenheid en voor een stabiel prijspeil.

105: Coördinatie economisch beleid, samenwerking centrale banken, instelling Monetair Comité

  • 1. 
    Ten einde de verwezenlijking van de in artikel 104 vermelde doeleinden te vergemakkelijken, coördineren de Lid-Staten hun economisch beleid. Zij brengen te dien einde een samenwerking tot stand tussen hun bevoegde dienstvakken en tussen hun centrale banken.

    De Commissie draagt de Raad aanbevelingen voor om deze samenwerking op gang te brengen.

  • 2. 
    Ten einde de coördinatie van het monetair beleid der Lid-Staten in de volle omvang, die nodig is voor de werking van de gemeenschappelijke markt, te bevorderen, wordt een Monetair Comité van raadgevende aard ingesteld, dat tot taak heeft:
    • de monetaire en financiële toestand van de Lid-Staten en van de Gemeenschap alsmede de algemene regeling van het betalingsverkeer der Lid-Staten te volgen en ter zake regelmatig aan de Raad en aan de Commissie verslag te doen.
    • hetzij op verzoek van de Raad of van de Commissie, hetzij eigener beweging adviezen aan deze instellingen uit te brengen.

    De Lid-Staten en de Commissie benoemen ieder twee leden van het Monetair Comité.

106: Betalingen aan schuldeisers of begunstigden tussen Lid-Staten

  • 1. 
    Elke Lid-Staat verbindt zich, om in de valuta van de Lid-Staat waarin de schuldeiser of de begunstigde verblijf houdt, de betalingen welke betrekking hebben op het goederen-, diensten- en kapitaalverkeer, evenals de overmaking van kapitaal en loon, toe te staan, voor zover het goederen-, diensten-, kapitaal- en personenverkeer tussen de Lid-Staten met toepassing van dit Verdrag is vrijgemaakt.

    De Lid-Staten verklaren zich bereid hun betalingen in een, ruimere mate vrij te maken dan in de voorgaande alinea is bepaald, voor zover hun economische toestand in het algemeen en de toestand van hun betalingsbalans in het bijzonder zulks toelaten.

  • 2. 
    Voor zover de beperkingen in het goederen-, diensten- en kapitaalverkeer slechts gelegen zijn in de daarmede verband houdende betalingen, worden, ter geleidelijke opheffing van die beperkingen, de bepalingen van de hoofdstukken inzake de afschaffing van de kwantitatieve beperkingen, de vrijmaking van de diensten en het vrije kapitaalverkeer, op overeenkomstige wijze toegepast.
  • 3. 
    De Lid-Staten verbinden zich in hun onderling verkeer geen nieuwe beperkingen in te voeren van de overmakingen ter zake van de onzichtbare transacties vermeld in de lijst die als bijlage III aan dit Verdrag is gehecht.

    De geleidelijke opheffing van de bestaande beperkingen wordt tot stand gebracht overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 63 tot en met 65, voor zover zij niet geregeld wordt door de bepalingen van de leden 1 en 2 of door het hoofdstuk inzake het vrije kapitaalverkeer.

  • 4. 
    Indien nodig plegen de Lid-Staten met elkaar overleg omtrent de maatregelen die moeten worden genomen om de betalingen en overmakingen bedoeld in dit artikel mogelijk te maken; die maatregelen mogen geen inbreuk maken op de doeleinden vermeld in dit hoofdstuk.

107: Wisselkoerspolitiek

  • 1. 
    Iedere Lid-Staat behandelt zijn wisselkoerspolitiek als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang.
  • 2. 
    Indien een Lid-Staat in zijn wisselkoers een wijziging aanbrengt die niet beantwoordt aan de doeleinden genoemd in artikel 104 en die de mededingingsvoorwaarden ernstig vervalst, kan de Commissie na raadpleging van het Monetair Comité andere Lid-Staten machtigen, voor een strikt beperkte periode de maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om de gevolgen van die handelwijze te ondervangen; zij stelt de voorwaarden en de wijze van toepassing dier maatregelen vast.

108: Moeilijkheden in de betalingsbalans; wederzijdse bijstand

  • 1. 
    In geval van moeilijkheden of ernstig dreigende moeilijkheden in de betalingsbalans van een Lid-Staat, die voortvloeien hetzij uit het ontbreken van het globaal evenwicht van zijn balans hetzij uit de aard van zijn beschikbare deviezen, en die met name de werking van de gemeenschappelijke markt of de geleidelijke verwezenlijking van de gemeenschappelijke handelspolitiek in gevaar kunnen brengen, onderwerpt de Commissie de toestand in die Staat en de maatregelen welke hij overeenkomstig artikel 104 met gebruikmaking van alle hem ten dienste staande middelen heeft genomen of kan nemen, onverwijld aan een onderzoek. De Commissie geeft de maatregelen aan die zij de betrokken Staat aanbeveelt.

    Indien de door de Lid-Staat getroffen en de door de Commissie in overweging gegeven maatregelen niet voldoende blijken te zijn om de ondervonden of dreigende moeilijkheden uit de weg te ruimen, doet de Commissie, na raadpleging van het Monetair Comité, aan de Raad aanbevelingen tot wederzijdse bijstand en betreffende passende maatregelen om die moeilijkheden uit de weg te ruimen.

    De Commissie houdt de Raad regelmatig van de toestand en de ontwikkeling daarvan op de hoogte.

  • 2. 
    De Raad kent met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de wederzijdse bijstand toe; hij stelt richtlijnen of beschikkingen vast die de voorwaarden en de wijze van toepassing daarvan bepalen. De wederzijdse bijstand kan met name de vorm aannemen van:
    • a) 
      een gezamenlijk optreden bij andere internationale organisaties waarop de Lid-Staten een beroep kunnen doen,
    • b) 
      maatregelen noodzakelijk om het zich verleggen van het handelsverkeer te vermijden, wanneer het land dat in moeilijkheden verkeert, kwantitatieve beperkingen ten aanzien van derde landen handhaaft of wederinvoert,
    • c) 
      de verlening van beperkte kredieten door andere Lid-Staten, onder voorbehoud van hun toestemming.

    Gedurende de overgangsperiode kan de wederzijdse bijstand bovendien de vorm aannemen van bijzondere verlagingen van douanerechten of van verruiming van contingenten, ten einde een verhoging van de invoer uit het in moeilijkheden verkerende land te bevorderen op voorwaarde dat de Staten die deze maatregelen moeten treffen, hierin toestemmen.

  • 3. 
    Indien de door de Commissie aanbevolen wederzijdse bijstand door de Raad niet wordt goedgekeurd of wanneer de goedgekeurde wederzijdse bijstand en de getroffen maatregelen ontoereikend zijn, machtigt de Commissie de in moeilijkheden verkerende Staat vrijwaringsmaatregelen te nemen waarvan zij de voorwaarden en de wijze van toepassing bepaalt.

    De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen deze machtiging intrekken en deze voorwaarden en wijze van toepassing wijzigen.

109: Vrijwaring bij plotselinge crisis

  • 1. 
    In geval van een plotselinge crisis in de betalingsbalans en indien een besluit in de zin van artikel 108, lid 2, niet onmiddellijk wordt genomen, kan de betrokken Lid-Staat te zijner bescherming de noodzakelijke vrijwaringsmaatregelen treffen. Die maatregelen moeten zo weinig mogelijk verstoringen in de werking van de gemeenschappelijke markt teweegbrengen en mogen niet verder reiken dan strikt onvermijdelijk is om de plotseling opgetreden moeilijkheden te overwinnen.
  • 2. 
    De Commissie en de andere Lid-Staten moeten van die vrijwaringsmaatregelen uiterlijk op het tijdstip van hun inwerkingtreding op de hoogte worden gebracht. De Commissie kan de Raad wederzijdse bijstand overeenkomstig artikel 108 aanbevelen.
  • 3. 
    Op advies van de Commissie en na raadpleging van het Monetair Comité kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten dat de betrokken Staat bovenbedoelde vrijwaringsmaatregelen moet wijzigen, schorsen of intrekken.