Artikel IV-443: Gewone herzieningsprocedure

IV-442
Artikel IV-443
IV-444
  • 1. 
    De regering van iedere lidstaat, het Europees Parlement en de Commissie kunnen de Raad ontwerpen tot herziening van dit verdrag voorleggen. Deze ontwerpen worden door de Raad aan de Europese Raad toegezonden en worden ter kennis van de nationale parlementen gebracht.
  • 2. 
    Indien de Europese Raad, na raadpleging van het Europees Parlement en van de Commissie, met gewone meerderheid van stemmen besluit dat de voorgestelde wijzigingen worden besproken, roept de voorzitter van de Europese Raad een Conventie bijeen die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale parlementen, van de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, van het Europees Parlement en van de Commissie. Ook de Europese Centrale Bank wordt geraadpleegd in geval van institutionele wijzigingen op monetair gebied. De Conventie beziet de ontwerpen tot herziening en neemt bij consensus een aanbeveling aan ten behoeve van een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, als bepaald in lid 3.

    De Europese Raad kan met gewone meerderheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement, besluiten geen Conventie bijeen te roepen indien de reikwijdte van de wijzigingen bijeenroeping niet rechtvaardigt. In dit laatste geval stelt de Europese Raad het mandaat van een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten vast.

  • 3. 
    Een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten wordt door de voorzitter van de Raad bijeengeroepen, teneinde in onderlinge overeenstemming de in dit verdrag aan te brengen wijzigingen vast te stellen.

    De wijzigingen treden in werking nadat zij door alle lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen zijn bekrachtigd.

  • 4. 
    Indien viervijfde van de lidstaten het verdrag houdende wijziging van dit verdrag twee jaar na de ondertekening ervan hebben bekrachtigd en een of meer lidstaten moeilijkheden bij de bekrachtiging hebben ondervonden, bespreekt de Europese Raad de kwestie.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Toelichting Nederlandse regering

Deze artikelen bevatten de procedures op grond waarvan het Grondwettelijk Verdrag gewijzigd kan worden. Anders dan bij het EG-Verdrag en het EU-Verdrag, waar alleen een verdragswijziging door middel van een IGC i mogelijk was (artikel 48 EU-Verdrag i), kent het Grondwettelijk Verdrag twee lichtere herzieningsprocedures. Ook heeft de gewone herzieningsprocedure wijzigingen ondergaan.

Zo bepaalt artikel IV-443 ten aanzien van de gewone herzieningsprocedure dat naast de regering van iedere lidstaat en de Commissie onder het Grondwettelijk Verdrag ook het Europees Parlement ontwerpen tot herziening van het Verdrag aan de Raad kan voorleggen. Daarnaast heeft de Europese Raad een rol toebedeeld gekregen in de besluitvormingsprocedure betreffende verdragsherziening. De Raad stuurt de herzieningsvoorstellen naar de Europese Raad (en informeert tegelijkertijd de nationale parlementen) die een beslissing zal moeten nemen over de verdere procedure.

Indien de Europese Raad (met gewone meerderheid) besluit om de voorgestelde wijzigingen te willen bespreken, wordt daarvoor in beginsel een Conventie bijeengeroepen (tweede lid). De regering is verheugd dat op deze wijze de Conventiemethode i is geïnstitutionaliseerd. Evenals in artikel 48 van het EU-Verdrag i, dient de Europese Raad echter alvorens een dergelijk besluit te kunnen nemen het Europees Parlement en de Commissie te raadplegen. Ook de Europese Centrale Bank moet worden geraadpleegd indien institutionele wijzigingen op monetair gebied worden voorgesteld.

Het is vervolgens aan de Conventie - die naast regeringsvertegenwoordigers ook bestaat uit vertegenwoordigers van nationale parlementen, het Europees Parlement en de Commissie - om de voorgestelde wijzigingen te beoordelen en bij consensus een aanbeveling te richten tot de daaropvolgende IGC.

De Europese Raad kan echter ook besluiten geen Conventie bijeen te roepen, maar de wijzigingsvoorstellen direct aan een uit regeringsvertegenwoordigers samengestelde IGC voor te leggen (derde lid). Dit is echter alleen mogelijk indien de reikwijdte van de voorgestelde wijzigingen gering is en het Europees Parlement met een dergelijke gang van zaken instemt. Indien geen gebruik wordt gemaakt van de methode van Conventie stelt de Europese Raad het mandaat van de IGC vast.

Nadat de IGC overeenstemming heeft bereikt over de verdragswijzigingen dienen deze door alle lidstaten te worden geratificeerd alvorens zij in werking kunnen treden. Het vierde lid voorziet in een oplossing voor het geval zich in enkele lidstaten problemen voordoen bij de ratificatie van het wijzigingsverdrag. Indien ten minste viervijfde van de lidstaten het wijzigingsverdrag binnen twee jaar na ondertekening heeft geratificeerd, maar andere lidstaten nog niet, wordt de dan ontstane situatie in de Europese Raad besproken. Het is dan aan de Europees Raad om passende maatregelen te nemen.

2.

Toelichting Belgische regering

Artikel IV-443 bepaalt de gewone herzieningsprocedures van de Grondwet. Deze procedure omvat enkele vernieuwingen ten opzichte van de huidige procedure. Zo kunnen voortaan niet alleen de Commissie en de lidstaten, maar ook het Europees Parlement ontwerpen tot herziening indienen. De voorbereiding van de herzieningen van de Grondwet zal bovendien worden toevertrouwd aan een Europese Conventie, waarvan de samenstelling zal aansluiten bij de Conventie die de ontwerp-Grondwet heeft voorbereid. De Europese Raad kan echter na goedkeuring door het Europees Parlement bij gewone meerderheid van stemmen besluiten om geen Conventie bijeen te roepen indien het wijzigingen van geringe draagwijdte betreft.

Deze vernieuwingen zijn zeker positief, maar de Europese Grondwet beantwoordt niet aan de bekommernis van België over een echte vereenvoudigde herzieningsprocedure van het aan het beleid gewijde deel III van de Grondwet. De IGC heeft wel een zogenaamde vereenvoudigde herzieningsprocedure ingevoerd in artikel IV-445, maar die is niet echt bevredigend. Voor de herziening van Titel III van deel III van de Grondwet (Intern beleid en optreden van de Unie) kan op basis van deze procedure een IGC i en een Europese Conventie i worden bespaard. Het goedkeuringsproces van deze herziening wordt echter niet gewijzigd. Hiervoor is nog steeds eenparigheid van stemmen vereist, evenals de bekrachtiging door alle lidstaten. Deze vereiste -- besluit en bekrachtiging met eenparigheid van stemmen -- vormt echter de grootste struikelblok voor mogelijke verdere ontwikkelingen.

Een andere soort vereenvoudigde herziening werd opgenomen in artikel IV-444, dat twee overbruggingsclausules met algemene draagwijdte omvat. Op basis van de eerste clausule kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen beslissen op een gebied waarvoor eenparigheid van stemmen geldt. De tweede clausule bepaalt dat de gewone wetgevingsprocedure (medebeslissing van het Europees Parlement) mag worden toegepast op een gebied waarvoor normaal een bijzondere wetgevingsprocedure geldt (gewone raadpleging van het Europees Parlement). Deze door de Grondwet bepaalde procedurewijzigingen kunnen zonder IGC worden aangebracht en zonder bekrachtiging van de lidstaten. Ze worden met eenparigheid van stemmen goedgekeurd in de Europese Raad, na goedkeuring van het Europese Parlement. Dit is een hele stap vooruit, ook al moeten we vanuit Belgisch standpunt betreuren dat de IGC aan deze algemene overbruggingsclausules een bijkomende voorwaarde heeft verbonden door aan elk nationaal parlement de mogelijkheid te geven er zich tegen te verzetten.

We herinneren er bovendien aan dat Grondwet op bepaalde gebieden voorziet in specifieke overbruggingsclausules. Zo kan de Raad op het gebied van het sociale beleid (artikel III-210, lid 3), het milieu (artikel III-234, lid 2 i) en het familierecht (artikel III-269, lid 3 i) met eenparigheid van stemmen besluiten om de door de Grondwet bepaalde bijzondere wetgevingsprocedure te vervangen door een gewone wetgevingsprocedure (medebeslissing).

Ook voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (behalve voor besluiten die gevolgen hebben op militair of defensiegebeid) kan de Europese Raad met eenparigheid van stemmen beslissen om het toepassingsgebied van de gekwalificeerde meerderheid van stemmen uit te breiden. Ook voor nauwere samenwerking werd voorzien in een bijzondere overbruggingsclausule (zie artikel III-422 i). We wijzen er hierbij op dat de nationale parlementen niet betrokken zijn bij de procedures voor de bijzondere overbruggingsclausules.

3.

Ontwikkeling artikel

1984

Een vertegenwoordiging in de Raad van de Unie, dan wel eenderde van de leden van het Parlement of de Commissie, kan aan de wetgevende autoriteit een met redenen omkleed wetsontwerp voorleggen tot wijziging van een of meer bepalingen van dit Verdrag. Het ontwerp wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de twee onderdelen van de wetgevende autoriteit, die besluit volgens de procedure welke geldt voor organieke wetten.

Het aldus goedgekeurde ontwerp wordt ter bekrachtiging voorgelegd aan de Lid-Staten en treedt in werking zodra het door alle Lid-Staten is goedgekeurd.

2003

De regering van iedere lidstaat, of de Commissie, kan de Raad ontwerpen voorleggen tot herziening van het constitutioneel verdrag. Deze ontwerpen worden ter kennis gebracht van de nationale parlementen.

Indien de Raad na raadpleging van het Europees Parlement en, in voorkomend geval, van de Commissie, gunstig adviseert ten aanzien van het bijeenkomen van een conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, wordt deze conferentie door de voorzitter van de Raad bijeengeroepen, teneinde in onderlinge overeenstemming de in het constitutioneel verdrag aan te brengen wijzigingen vast te stellen. Ingeval van institutionele wijzigingen op monetair gebied wordt tevens de Raad van de Europese Centrale Bank geraadpleegd.

De wijzigingen treden in werking nadat zij door alle lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen zijn bekrachtigd.

4.

Toelichting

  • 1. 
    Dit artikel is overgenomen uit artikel 48 van het VEU. Te overwegen valt, zoals door de Werkgroep nationale parlementen is voorgesteld, aan deze bepaling een tweede punt toe te voegen met de volgende tekst:

    "De Conferentie van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten kan worden voorbereid door een door de voorzitter van de Europese Raad bijeengeroepen Conventie, bestaande uit vertegenwoordigers van de nationale parlementen, van de staatshoofden en de regeringsleiders van de lidstaten, en van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. De Conventie richt tot besluit van haar besprekingen een bij consensus aangenomen aanbeveling tot de Conferentie van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten."

  • 2. 
    De Conventie wordt voorts op het volgende gewezen:
    • Indien de Conventie zich zou willen beraden op een andere procedure dan die van artikel 48 VEU en de procedure die thans voor de opstelling van de Grondwet wordt gevolgd, moet echter eerst een aantal procedurele vraagstukken worden opgelost:

    Mogelijkheid dat de Grondwet door de Raad wordt gewijzigd of behoud van de Conferentie van de lidstaten?

    • a) 
      Bij wie moet het initiatief voor zulk een wijziging berusten?
    • b) 
      Wijziging met eenparigheid van stemmen of met gekwalificeerde meerderheid?
    • c) 
      Procedure voor de deelname van de Commissie en het Europees Parlement?
    • d) 
      Procedure voor de deelname van de nationale parlementen?
    • e) 
      Rol voor het Congres, indien dat zou worden opgericht?
    • Indien de Conventie kiest voor een andere procedure dan die van artikel 48 VEU, zou zij de mogelijkheid kunnen nagaan van een procedure waarbij, wanneer het over zeer beperkte wijzigingen gaat, uitsluitend een beroep wordt gedaan op de IGC. Ook zou zij de mogelijkheid kunnen nagaan om in een aantal bepalingen in de mogelijkheid te voorzien dat deze door de Raad of door de Europese Raad met eenparigheid van stemmen dan wel met een gekwalificeerde meerderheid worden gewijzigd, naar analogie van hetgeen thans in bepaalde gevallen reeds mogelijk is (bijvoorbeeld artikel 213 VEG, wat het aantal leden van de Commissie betreft).
    • Bij deze bepaling doet zich de vraag voor wat de gevolgen zijn indien een lidstaat een herziening van het Verdrag niet bekrachtigt.
2003
  • 1. 
    De regering van elke lidstaat, het Europees Parlement of de Commissie kunnen aan de Raad ontwerpen voorleggen tot herziening van het verdrag tot instelling van de Grondwet. Deze ontwerpen worden ter kennis gebracht van de nationale parlementen van de lidstaten.
  • 2. 
    Indien de Europese Raad, na raadpleging van het Europees Parlement en de Commissie, bij gewone meerderheid ermee instemt dat de voorgestelde wijzingingen worden besproken, roept de voorzitter van de Europese Raad een Conventie bijeen die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale parlementen van de lidstaten, de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, het Europees Parlement en de Commissie. Ook de Europese Centrale Bank wordt geraadpleegd in geval van institutionele wijzigingen op monetair gebied. De Europese Raad kan bij gewone meerderheid van stemmen besluiten de Conventie niet bijeen te roepen indien de reikwijdte van de wijzigingen bijeenroeping niet rechtvaardigt. In dit laatste geval stelt de Europese Raad het mandaat van de Conferent ie van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten vast. De Conventie buigt zich over de ontwerpen tot herziening en neemt bij consensus een aanbeveling aan de in lid 3 genoemde Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten aan.
  • 3. 
    De Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten wordt door de voorzitter van de Raad bijeengeroepen, teneinde in onderlinge overeenstemming de in het verdrag tot instelling van de Grondwet aan te brengen wijzigingen vast te stellen. De wijzigingen treden in werking nadat zij door alle lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen zijn bekrachtigd.
2003
  • 1. 
    De regering van iedere lidstaat, het Europees Parlement en de Europese Commissie kunnen aan de Raad van Ministers ontwerpen voorleggen tot herziening van het verdrag tot vaststelling van de Grondwet. Deze ontwerpen worden ter kennis gebracht van de nationale parlementen van de lidstaten.
  • 2. 
    Indien de Europese Raad, na raadpleging van het Europees Parlement en van de Europese Commissie, bij gewone meerderheid ermee instemt dat de voorgestelde wijzigingen worden besproken, roept de voorzitter van de Europese Raad een Conventie bijeen die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale parlementen van de lidstaten, de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, het Europees Parlement en de Commissie. Ook de Europese Centrale Bank wordt geraadpleegd in geval van institutionele wijzigingen op monetair gebied. De Europese Raad kan bij gewone meerderheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement, besluiten de Conventie niet bijeen te roepen indien de reikwijdte van de wijzigingen bijeenroeping niet rechtvaardigt. In dit laatste geval stelt de Europese Raad het mandaat van de Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten vast.

    De Conventie buigt zich over de ontwerpen tot herziening en neemt bij consensus een aanbeveling aan de in lid 3 genoemde Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten aan.

  • 3. 
    De Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten wordt door de voorzitter van de Raad van Ministers bijeengeroepen, teneinde in onderlinge overeenstemming de in het verdrag tot vaststelling van de Grondwet aan te brengen wijzigingen vast te stellen.

    De wijzigingen treden in werking nadat zij door alle lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen zijn bekrachtigd.

  • 4. 
    Indien vier vijfden van de lidstaten het verdrag houdende wijziging van het verdrag tot vaststelling van de Grondwet twee jaar na de ondertekening ervan hebben bekrachtigd en een of meer lidstaten moeilijkheden bij de bekrachtiging hebben ondervonden, behandelt de Europese Raad de zaak.
2003
  • 1. 
    De regering van iedere lidstaat, het Europees Parlement en de Europese Commissie kunnen aan de Europese Raad ontwerpen tot herziening van dit verdrag voorleggen. Deze ontwerpen worden door de Raad aan de Europese Raad toegezonden en worden ter kennis gebracht van de nationale parlementen van de lidstaten.
  • 2. 
    Indien de Europese Raad, na raadpleging van het Europees Parlement en van de Europese Commissie, met gewone meerderheid besluit dat de voorgestelde wijzigingen worden besproken, roept de voorzitter van de Europese Raad een Conventie bijeen die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale parlementen van de lidstaten, de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, het Europees Parlement en de Commissie. Ook de Europese Centrale Bank wordt geraadpleegd in geval van institutionele wijzigingen op monetair gebied. De Conventie beziet de ontwerpen tot herziening en neemt bij consensus een aanbeveling aan voor een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten als voorzien in in lid 3.

    De Europese Raad kan met gewone meerderheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement, besluiten geen Conventie bijeen te roepen indien de reikwijdte van de wijzigingen bijeenroeping niet rechtvaardigt. In dit laatste geval stelt de Europese Raad het mandaat van een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten vast.

  • 3. 
    Een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten wordt door de voorzitter van de Raad van Ministers bijeengeroepen, teneinde in onderlinge overeenstemming de in dit verdrag aan te brengen wijzigingen vast te stellen. De wijzigingen treden in werking nadat zij door alle lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen zijn bekrachtigd.
  • 4. 
    Indien viervijfde van de lidstaten het verdrag houdende wijziging van dit verdrag twee jaar na de ondertekening ervan hebben bekrachtigd en een of meer lidstaten moeilijkheden bij de bekrachtiging hebben ondervonden, bespreekt de Europese Raad de kwestie.
2004
  • 1. 
    De regering van iedere lidstaat, het Europees Parlement en de Commissie kunnen de Raad ontwerpen tot herziening van dit verdrag voorleggen. Deze ontwerpen worden door de Raad aan de Europese Raad toegezonden en worden ter kennis van de nationale parlementen gebracht.
  • 2. 
    Indien de Europese Raad, na raadpleging van het Europees Parlement en van de Commissie, met gewone meerderheid van stemmen besluit dat de voorgestelde wijzigingen worden besproken, roept de voorzitter van de Europese Raad een Conventie bijeen die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale parlementen, van de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, van het Europees Parlement en van de Commissie. Ook de Europese Centrale Bank wordt geraadpleegd in geval van institutionele wijzigingen op monetair gebied. De Conventie beziet de ontwerpen tot herziening en neemt bij consensus een aanbeveling aan ten behoeve van een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, als bepaald in lid 3.

    De Europese Raad kan met gewone meerderheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement, besluiten geen Conventie bijeen te roepen indien de reikwijdte van de wijzigingen bijeenroeping niet rechtvaardigt. In dit laatste geval stelt de Europese Raad het mandaat van een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten vast.

  • 3. 
    Een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten wordt door de voorzitter van de Raad bijeengeroepen, teneinde in onderlinge overeenstemming de in dit verdrag aan te brengen wijzigingen vast te stellen.

    De wijzigingen treden in werking nadat zij door alle lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen zijn bekrachtigd.

  • 4. 
    Indien viervijfde van de lidstaten het verdrag houdende wijziging van dit verdrag twee jaar na de ondertekening ervan hebben bekrachtigd en een of meer lidstaten moeilijkheden bij de bekrachtiging hebben ondervonden, bespreekt de Europese Raad de kwestie.