Inhoud van het Verdrag

Het Verdrag regelde de gezamenlijke inkoopcoördinatie van en controle op ertsen, grondstoffen en bijzondere splijtstoffen. De Gemeenschap verkreeg een uitsluitend eigendomsrecht voor splijtstoffen. Hiervoor werd een Agentschap in het leven geroepen, die ook inspecties kon uitvoeren. Controle op en coördinatie van militaire toepassingen van kernenergie bleven uitdrukkelijk buiten de bepalingen van het verdrag.

Het verdrag stelde daarnaast kaders vast voor de ontwikkeling en uitwisseling van specifieke kennis, onder meer via scholen en universiteiten. Tegelijk bleven lidstaten en ondernemingen een grote vrijheid houden voor eigen onderzoeksprogramma's. De regering was, gezien de "geografische ligging van Nederland aan de mond van de grote rivieren", bijzonder tevreden over het gezondheidshoofstuk, dat voorziet in een internationale controle op de radioactiviteit van lucht, land en water.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Nationaal en particulier onderzoek

Het Euratomverdrag laat de landen vrij zelf een nationaal researchprogramma op te stellen en uit te voeren. Op particuliere ondernemingen wordt geen enkele dwang uitgeoefend.

Dit neemt niet weg, dat de invloed van de Commissie op dit terrein niet mag worden onderschat. De Commissie publiceert immers periodiek i t.b.v. de Gemeenschap als geheel een lijst van de sectoren, die naar haar mening onvoldoende zijn onderzocht. Wanneer een Regering of onderneming zich mede door deze publikatie laat leiden, bestaat een gerede kans op hulpverlening door de Commissie.

De overlegging van nationale en particuliere researchprogramma's geschiedt eveneens op vrijwillige basis. Men mag echter aannemen, dat de grote kosten die met de uitvoering van researchprogramma's zijn gemoeid, ook zonder Euratom zouden dwingen tot een onderlinge raadpleging, zij het op meer bescheiden schaal. De wijze, waarop de procedure hiervoor thans is geregeld, wettigt de verwachting, dat dit onderdeel van het Euratomverdrag in de praktijk op soepele en stimulerende wijze zal werken.

Ten slotte is het van uitermate groot belang, dat een betrekkelijk omvangrijk researchprogramma gemeenschappelijk wordt uitgevoerd. Dit gemeenschappelijke programma i zal niet nalaten invloed uit te oefenen op de opstelling van nationale programma's.

2.

Uitwisseling van kennis

De Regering heeft steeds als een der voornaamste toetsstenen van het Verdrag beschouwd de regelingen, waartoe men zou geraken op het gebied van het onderzoek. Het stemt ondergetekenden tot grote voldoening, dat de verdragstekst op dit punt huns inziens geacht kan worden geheel aan de Nederlandse wensen op dit terrein te voldoen.

Het systeem voor de uitwisseling van kennis, dat straks tussen de zes landen zal kunnen worden toegepast, verschilt in geen enkel opzicht van hetgeen men binnen de grenzen van het eigen land in nationaal verband zou kunnen bereiken. Daarnaast wordt gewaarborgd, dat onderzoekingen, die voor ieder der deelnemende landen noodzakelijk zijn, doch door gebrek aan technici en middelen de kracht van ieder land afzonderlijk te boven gaan, thans gemeenschappelijk zullen kunnen worden uitgevoerd en ten nutte zullen komen van een ieder, die geïnteresseerd is binnen de Gemeenschap. Het gewicht hiervan kan moeilijk worden overschat.

3.

Gezondheid

Een tweede punt, waaraan van Nederlandse zijde een grote waarde wordt gehecht, zijn de regelingen betreffende de bescherming van de gezondheid. Ook op dit gebied is aan de Nederlandse wensen in ver gaande mate tegemoet gekomen, met name omdat voorzien is in een internationale controle op de radioactiviteit van lucht, land en water.

De geografische ligging van Nederland aan de mond van de grote rivieren heeft tot gevolg, dat aan een dergelijke controle de grootst mogelijke waarde moet worden gehecht. Het Euratomverdrag schenkt op dit gebied zekere waarborgen, o.a. omdat de Commissie bevoegd is tot het vaststellen van normen, welke met gekwalificeerde meerderheid door de Raad van Ministers worden goedgekeurd.

Zonder twijfel betekent de overeengekomen regeling een vooruitgang vergeleken bij de momenteel bestaande situatie. Bovendien mag worden verwacht, dat de praktische noodzaak tot een verder gaande harmonisatie van wetgevingen zal leiden, zelfs in ruimer verband dan Euratom.

4.

Investeringen

Voor een juist inzicht in de verdragsbepalingen t.a.v. de investeringen is het van belang, in gedachten te houden, dat het Euratomverdrag niet het opgaan van de nationale kernenergieprogramma's in een gemeenschappelijk programma beoogt. Zoals gezegd, de ledenlanden blijven wat betreft nationale programma's autonoom. De taak van de Commissie is coördinerend.

Hierbij mag echter niet uit het oog worden verloren, dat de huidige verdragstekst de Commissie niettemin een zekere mate van invloed geeft op het investeringsprogramma der deelnemende landen (c.q. ondernemingen). In de eerste plaats zal de Commissie indicatieve programma's i publiceren. Daarnaast moeten alle van belang zijnde investeringsprojecten verplicht aan de Commissie worden voorgelegd i en met haar worden besproken, doch is men vrij in de uitvoering.

5.

Gemeenschappelijke Ondernemingen

Ten aanzien van hetgeen werd overeengekomen betreffende de Gemeenschappelijke Ondernemingen voldoet het bereikte onderhandelingsresultaat geheel aan de verwachtingen.

Uitgangspunt is geweest, dat enerzijds aan de totstandkoming van deze ondernemingen zo weinig mogelijk belemmeringen in de weg mogen worden gelegd, anderzijds diende te worden voorkomen, dat binnen de E.G.K.S.-landen een industrietak in het leven zou worden geroepen, die zich alleen dank zij bepaalde privileges zou kunnen handhaven. De verdragstekst biedt op beide punten voldoende waarborgen.

6.

Voorziening van ertsen, grondstoffen en bijzondere splijtstoffen

Het vraagstuk van de voorziening van ertsen, grondstoffen en bijzondere splijtstoffen heeft tijdens de onderhandelingen een grote mate van aandacht opgeëist: hierbij bleek in het bijzonder, dat de toekomstige verdragspartners zich onderling in verschillende posities bevonden, waardoor hun uitgangspunten niet gemakkelijk vielen te verzoenen.

Aanvankelijke plannen

In het rapport van de Intergouvernementele Commissie was aan de instellingen van de Gemeenschap een zeer centrale functie toegedacht, welke  praktisch in de plaats zou komen van het nationale beleid der Regeringen. Hierbij werd uitgegaan van de stelling, dat de producenten binnen de Gemeenschap een beperking van hun vrijheid van afzet zouden moeten ondergaan.

Hiertegenover zou als compensatie staan een verplichting van de gebruikers binnen de Gemeenschap alle ertsen, grondstoffen en bijzondere splijtstoffen, ongeacht de herkomst, van de Gemeenschap af te nemen tegen door de Commissie vast te stellen prijzen. Aldus zou in de meest letterlijke zin het doel ener gemeenschappelijke bevoorrading zijn bereikt, nl. gelijke toegang voor alle gebruikers binnen de Gemeenschap tot ertsen, grondstoffen en bijzondere splijtstoffen, gepaard met waarborgen voor een regelmatige voorziening tegen verantwoorde prijzen.

Onderhandelingsresultaat

Het systeem, dat ten slotte in de tekst van het Verdrag is neergelegd, wijkt in bepaalde opzichten aanzienlijk van deze oorspronkelijke opzet af. Aan de betreffende instellingen der Gemeenschap, te weten de Commissie en het Agentschap (Titel II, Hoofdstuk VI, artikel 60 i en artikel 67 i) wordt b.v. t.a.v. het prijsbeleid slechts een in hoofdzaak bemiddelende functie toegedacht.

Gezien de onderscheiden belangen, die tegen elkaar moesten worden afgewogen, zijn ondergetekenden echter tot de conclusie gekomen, dat het uiteindelijk aanvaarde samenstel van verdragsbepalingen geredelijk kan worden aanvaard, aangezien de in de vorige alinea genoemde elementen daarin eveneens in voldoende mate tot uitdrukking komen.

Aan de ene kant worden de producenten binnen de Gemeenschap in staat gesteld door middel van contracten op lange termijn een vele jaren omvattend produktieprogramma op te stellen. Anderzijds blijven de gebruikers vrij via en met toestemming van het Agentschap ertsen, grondstoffen, indien zij dit wensen, buiten de Gemeenschap te kopen.

Het Agentschap mag van de voorkeur, die een gebruiker voor een bepaalde leverancier aan de dag legt, slechts afwijken, indien het elders minstens op even voordelige voorwaarden kan inkopen. De prijzen blijven afhankelijk van vraag en aanbod, afgezien van een mogelijkheid van ingrijpen van de kant van de Gemeenschap bij oneerlijke praktijken. In extenso zal hierna op een en ander artikelsgewijs een nadere toelichting worden gegeven.

7.

Vergaande bevoegdheden voor de Gemeenschap

Zoals hiervóór reeds terloops is aangestipt, gaan de doelstellingen der Gemeenschap en de bevoegdheden harer instellingen in velerlei opzicht verder dan die van andere internationale organisaties. Dit is b.v. het geval t.a.v.

Gebruik van bijzondere splijtstoffen

Ten aanzien van het gebruik, dat van bijzondere splijtstoffen zal worden gemaakt, kan zulks echter niet zo eenvoudig worden gesteld en lijkt een nadere uiteenzetting gewenst.

Zowel in de Internationale Atoomorganisatie der V.N. als in de O.E.E.S. zullen door de controle op het gebruik van bijzondere splijtstoffen militaire toepassingen worden verhinderd, voor zover deze bijzondere splijtstoffen onder auspiciën der betrokken organisatie zijn geproduceerd of verkregen.

Ook de doelstellingen van Euratom, zoals deze in het onderhavige Verdrag zijn neergelegd, zijn uitsluitend gericht op vreedzame toepassingen van kernenergie. De controle op het gebruik van bijzondere splijtstoffen zal zich, zoals gezegd, anders dan in de hiervoor genoemde internationale organisaties uitstrekken tot alle installaties op het gebied der verdragspartners, voor zover deze het vreedzaam gebruik van kernenergie dienen.

Hierdoor zal dus de hand kunnen worden gehouden aan eventuele beperkende bepalingen t.a.v. het gebruik van bijzondere splijtstoffen op grond van overeenkomsten met derde Mogendheden of andere organisaties. Wanneer bijzondere splijtstoffen door de Gemeenschap worden aangekocht, waarbij als voorwaarde werd geaccepteerd, dat deze materialen niet voor militair gebruik mogen worden aangewend, biedt de in het Verdrag voorziene controle de meest strikte waarborgen, dat zulks niet zal geschieden.

8.

Militaire toepassingen op nucleair gebied

Geen controle op militaire installaties

Slechts bijzondere splijtstoffen, die voor ieder gebruik mogen worden aangewend, zullen aan de controle van de Gemeenschap worden onttrokken vanaf het moment, dat zij zich binnen militaire installaties i bevinden. Op deze laatste bestaat echter voor voorshands ook elders geen enkele vorm van internationale controle. M.a.w. evenmin als andere organisaties verhindert Euratom, dat een der deelnemende landen nationaal een militair programma verwezenlijkt.

Geen gezamenlijk onderzoek naar militaire toepassingen

In het thans ter tafel liggende Verdrag is er niet naar gestreefd voor het probleem van het militair gebruik van kernenergie, dat veeleer in het kader der Verenigde Naties behandeling verdient, een oplossing te vinden. Wel is voorkomen, dat de andere deelnemende landen via de in het Verdrag aanvaarde verplichtingen direct of indirect medeverantwoordelijkheid zouden aanvaarden voor het defensieprogramma van een der verdragsstaten.

Dit zou b.v. het geval zijn geweest, indien binnen de Euratominstellingen militaire onderzoekingen zouden kunnen worden verricht, hetgeen thans is uitgesloten, of wel indien Euratom binnen militaire installaties controle zou uitoefenen of indien bijzondere splijtstoffen, die eigendom zijn van de Gemeenschap, voor defensiedoeleinden zouden worden aangewend.

Rekening houdende met het feit, dat alle materialen van de Gemeenschap moeten worden betrokken, en gezien het belang, dat aan het eigendomsrecht van de Gemeenschap van alle bijzondere splijtstoffen valt te hechten, was dan ook geen andere oplossing mogelijk dan de eigendom der Gemeenschap te doen eindigen op het moment, waarop bijzondere splijtstoffen effectief voor militaire toepassingen worden bestemd. Vanaf dat ogenblik wordt het toezicht daarop dus uitsluitend een verantwoordelijkheid van de betrokken Regering.

Uit de artikelen 86-91 blijkt dan ook; dat het eigendom recht van alle z.g. bijzondere splijtstoffen (waarvan de definitie is te vinden in artikel 197 i) in feite een zuiver administratief karakter draagt, dat als een noodzakelijk complement van de beoogde controle binnen de Gemeenschap dient te worden beschouwd.

Bij het op aanvrage ter beschikking stellen van bijzondere splijtstoffen zal het Agentschap echter wel degelijk dienen na te gaan, of de bestemming in strijd is met verplichtingen uit anderen hoofde. Hierbij wordt dus o.a. wat de bestaande verdragsverhoudingen betreft, aangeknoopt bij de W.E.U. en tevens bij voorbaat rekening gehouden met mogelijke andere regelingen in internationaal verband.

9.

Aansluiting bij de E.E.G.

Ten aanzien van de Gemeenschappelijke Markt op het gebied van de kernenergie werd in dit Verdrag zo nauw mogelijk aangesloten bij de bepalingen van het Verdrag voor de Europese Economische Gemeenschap. Voor zover het mogelijk bleek op de totstandkoming van deze economische gemeenschap vooruit te lopen, werd de weg hiertoe geopend.

Ten aanzien van de instellingen veroorloven ondergetekenden zich hier ter plaatse te verwijzen naar hetgeen daarover is medegedeeld in de Memorie van Toelichting op het Verdrag betreffende de Economische Gemeenschap.

Beide organisaties hebben immers een deel der instellingen gemeen, terwijl de toepasselijke bepalingen grotendeels gelijkluidend zijn.