Titel VI - Algemene bepalingen

Inhoudsopgave van deze pagina:

100: Zetels van de verschillende instellingen

  • 1. 
    De zetel van de verschillende instellingen van de Gemeenschap zal door het Parlement binnen de termijn van een jaar, te rekenen van het optreden van de Kamer der Volkeren, worden vastgesteld.
  • 2. 
    Elk der Kamers zal met een meerderheid van twee derde van haar leden besluiten.
  • 3. 
    Aan de wet, welke zij zullen aannemen, zal een protocol worden toegevoegd, dat het gebied of de gebieden aanwijst, die onder de uitsluitende jurisdictie van de Gemeenschap blijven. Dit protocol zal worden gesloten tussen de Europese Uitvoerende Raad en de regering of de regeringen van de Staat of van de Staten die wat hun grondgebieden betreft hierbij betrokken zijn.
  • 4. 
    Tot aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde beslissing, zullen de instellingen van de Gemeenschap hun voorlopige zetel te Straatsburg hebben.

101: Toepassingsgebied van het Statuut

  • 1. 
    De bepalingen van dit Statuut zijn, behalve wanneer iedere betrokken Staat voor de ondertekening van dit Verdrag een verklaring heeft afgelegd, van toepassing op alle gebieden die tot de jurisdictie van iedere Staat behoren.
  • 2. 
    De wetten, aanbevelingen en alle andere beslissingen van de Gemeenschap, evenals de door haar gesloten verdragen, zijn slechts van toepassing op de niet-Europese gebieden, overeenkomstig de aanpassingsbepalingen welke door de deelnemende Staat, waartoe zij behoren, worden vastgesteld.
  • 3. 
    De bepalingen van het Statuut kunnen geheel of gedeeltelijk door afzonderlijke protocollen worden uitgebreid tot de gebieden, die bij de in lid 1 genoemde verklaring bedoeld zijn, evenals tot de Staten, landen en gebieden, waarvan een deelnemende Staat of een geassocieerde Staat de buitenlandse betrekkingen behartigt.

102: (Vervallen) (Saargebied)

Voetnoot

Dit artikel is afgesplitst en, met de erop voorgestelde wijzigingen, verzonden aan de Bijzondere Raad van Ministers van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (zie Bijlage 1, blz 95).

BIJLAGE 1

TEKST VAN ARTIKEL 102, ZOALS DOOR DE CONSTITUTIONELE COMMISSIE VOORGESTELD

(artikel 101 van het door de Commissie aan de Vergadering voorgelegde Ontwerp)

  • 1. 
    Het Saargebied en zijn bevolking vormen een integrerend deel van de Europese Gemeenschap. De bevolking van het Saargebied deelt op dezelfde wijze als de bevolking van de andere deelnemende Staten in de rechten en verplichtingen van de Gemeenschap.
  • 2. 
    Tot het ogenblik, waarop de status van het Saargebied definitief zal zijn bepaald en zonder vooruit te lopen op de hieromtrent nog te nemen beslissing, wordt de vertegenwoordiging van de bevolking van het Saargebied in de Gemeenschap op de volgende wijze geregeld:

    (i) de bevolking van het Saargebied vaardigt ... vertegenwoordigers af naar de Kamer der Volkeren en 3 vertegenwoordigers naar de Senaat. In elk der Kamers genieten de vertegenwoordigers van de bevolking van het Saargebied dezelfde rechten en hebben zij dezelfde plichten als de andere leden,

    (ii) De afgevaardigden van de bevolking van het Saargebied in elk der Kamers van het Parlement worden gekozen overeenkomstig de in de eerste alinea van art. 13 van dit Verdrag vervatte bepalingen. De eerste verkiezing vindt plaats 0p de grondslag van algemeen, gelijk, geheim en rechtstreeks kiesrecht, volgens het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging en aan de hand van de regelen, die vóór de ratificatie van dit Verdrag in gemeen overleg tussen het Saargebied, de Duitse Bondsrepubliek en de Franse Republiek zullen worden vastgesteld.

103: Oost-Duitsland

Wanneer een deelnemende Staat de jurisdictie herkrijgt over een gebied, dat op 31 December 1937 deel uitmaakte van deze Staat, wordt dit Statuut door dat enkele feit van toepassing op dit grondgebied.

De aanpassing, die uit deze situatie zou voortvloeien in de samenstelling van de Kamer der Volkeren, geschiedt volgens de in artikel 112 bedoelde procedure.

104: Interventies op grondgebied deelnemende Staten

De deelnemende Staten kunnen aan de Europese Uitvoerende Raad verzoeken hun bijstand te verlenen teneinde op hun grondgebied de eerbiediging van de constitutie en van de democratische instellingen te waarborgen.

De Europese Uitvoerende Raad stelt in overeenstemming met de Raad van Nationale Ministers, welke met eenparigheid van stemmen besluit, de bepalingen vast volgens welke de Gemeenschap bevoegd zal zijn op eigen initiatief te interveniëren. Deze bepalingen worden neergelegd in een ontwerp, dat binnen een jaar na het optreden van de Kamer der Volkeren ter goedkeuring aan het Parlement zal worden voorgelegd. Zij zullen als wet van de Gemeenschap worden afgekondigd.

105: Tenuitvoerlegging van wetten en voorschriften in deelnemende Staten

De deelnemende Staten verbinden zich alle maatregelen te nemen, welke ertoe kunnen strekken de tenuitvoerlegging van de wetten en voorschriften van de Gemeenschap en van de beslissingen of aanbevelingen van haar instellingen te verzekeren en haar de vervulling van haar taak te vergemakkelijken.

Zij verplichten zich voorts zich te onthouden van iedere maatregel, die onverenigbaar is met de verplichtingen van dit Statuut.

106: Executoriale kracht uitspraken Hof op grondgebied deelnemende Staten

De beslissingen van de Europese Uitvoerende Raad en de uitspraken van het Hof hebben executoriale kracht op het grondgebied van de deelnemende Staten.

De tenuitvoerlegging op het grondgebied van de deelnemende Staten vindt plaats volgens de in elk der deelnemende Staten geldende rechtsgang en nadat daarop, in de Staat op welks grondgebied de beschikking ten uitvoer moet worden gelegd, het gebruikelijke bevel tot executie is gesteld, zonder enige andere contrôle dan de verificatie van de authenticiteit dezer beschikkingen. Het vervullen van deze formaliteit geschiedt door bemiddeling van de daartoe door elk van de Regeringen aangewezen Minister.

107: Verhoudingen met de Raad van Europa

De verbindingen tussen de instellingen van de Gemeenschap en de Raad van Europa worden onderhouden volgens de bepalingen, neergelegd in het bij dit Verdrag gevoegde Protocol.

108: Verdrag en Statuut

  • 1. 
    In de bepalingen van het onderhavige Verdrag hebben de woorden «dit Verdrag» betrekking op de clausules van het Verdrag en van zijn bijlagen.
  • 2. 
    In de bepalingen van het onderhavige Verdrag hebben de woorden «dit Statuut» betrekking op de clausules van het onderhavige Verdrag, zoals dat in het vorige lid is omschreven, evenals op de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en van het Verdrag tot oprichting van de Europese Defensie Gemeenschap, voorzover zij door het onderhavige Verdrag niet zijn gewijzigd.

109: Vervallen artikelen uit de Verdragen tot oprichting van de EGKS en de EDG

De derde en de vierde alinea van artikel 95 en artikel 96 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal evenals de artikelen 125 en 126 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Defensie Gemeenschap vervallen.

110: Initiatief tot herziening Statuut

De Europese Uitvoerende Raad, elk van de Kamers, evenals ieder van de deelnemende Staten kunnen het initiatief nemen tot herziening van dit Statuut.

De voorstellen tot herziening, welke uitgaan van een Kamer of van een deelnemende Staat, worden gericht tot de Europese Uitvoerende Raad, die de in de artikelen 111-115 voorziene procedure op gang brengt.

111: Herziening van de bevoegdheden van de Europese Gemeenschap ten opzichte van de Staten, Herziening fundamentele vrijheden

Herzieningen van bepalingen van dit Statuut, die een wijziging van de bevoegdheden van de Gemeenschap ten opzichte van de deelnemende Staten of een wijziging van de omschrijving van de door dit Statuut gewaarborgde individuele rechten en fundamentele vrijheden medebrengen, komen tot stand volgens de volgende procedure :

De Europese Uitvoerende Raad stelt een amenderingsontwerp op het Statuut op, in overeenstemming met de Raad van Nationale Ministers, welke met eenparigheid van stemmen besluit.

Dit ontwerp wordt ter goedkeuring aan het Parlement en aan de Parlementen van de deelnemende Staten voorgelegd.

De wijzigingen worden door de Europese Uitvoerende Raad afgekondigd.

112: Herziening van de werking van de Europese organen

Herzieningen van bepalingen van dit Statuut, die hetzij een wijziging van de betrekkingen tussen de instellingen van de Gemeenschap onderling, hetzij een wijziging in de verdeling van de onderlinge bevoegdheden, hetzij een vermindering medebrengen van de garanties, die voor de Staten gelegen zijn in de samenstelling of in de werkwijze van deze instellingen, komen tot stand volgens de volgende procedure:

De Europese Uitvoerende Raad stelt een amenderingsontwerp op het Statuut op in overeenstemming met de Raad van Nationale Ministers, die met eenparigheid van stemmen besluit.

Het ontwerp wordt ter goedkeuring aan het Parlement van de Gemeenschap voorgelegd.

De amendementen worden door de Europese Uitvoerende Raad afgekondigd.

113: Andere herzieningen

Andere herzieningen van de bepalingen van dit Statuut dan die, welke bedoeld zijn in de artikelen 111 en 112, komen tot stand volgens de volgende procedure:

De Europese Uitvoerende Raad stelt een amenderingsontwerp op het Statuut op.

Dit ontwerp wordt ter goedkeuring aan het Parlement van de Gemeenschap voorgelegd.

De wijzigingen worden door de Europese Uitvoerende Raad afgekondigd.

114: Rol Hof bij herziening

In geval van geschil over de op een wijzigingsvoorstel toe te passen procedure, doet het Hof op verzoek van een instelling van de Gemeenschap of van een deelnemende Staat uitspraak.

115: Herziening Verdrag tot oprichting van de EDG

Herziening van bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Defensie Gemeenschap, die de wederzijdse bijstandsverplichtingen van de deelnemende Staten van de Europese Defensie Gemeenschap en van het Verenigd Koninkrijk enerzijds, de deelnemende Staten van de Europese Defensie Gemeenschap en de deelnemende Staten aan het Noord-Atlantisch Verdrag anderzijds, zouden kunnen beïnvloeden, wordt eerst van kracht na de afsluiting van een overeenkomst met de betrokken Staten.

116: Toetreding nieuwe Staten

  • 1. 
    De Gemeenschap staat open voor de toetreding van de Staten-leden van de Raad van Europa en van iedere andere Europese Staat, die de handhaving van de rechten van de mens en van de fundamentele vrijheden, als omschreven in artikel 3, waarborgt.
  • 2. 
    Een Staat die wil toetreden tot dit Statuut richt zijn verzoek tot de Europese Uitvoerende Raad. Deze geeft daarvan kennis aan de Raad van Nationale Ministers en aan het Parlement van de Gemeenschap.
  • 3. 
    De toetreding wordt vastgelegd in een aan dit Statuut toegevoegde Acte. Deze Acte bevat de noodzakelijke aanpassingen van dit Statuut. Zij wordt opgesteld door de Europese Uitvoerende Raad in overeenstemming met de Raad van Nationale Ministers en wordt ter goedkeuring aan het Parlement van de Gemeenschap voorgelegd.
  • 4. 
    De Acte van toetreding treedt in werking zodra de Europese Uitvoerende Raad haar heeft afgekondigd en de betrokken Staat bij de Europese Uitvoerende Raad de ratificatie-oorkonde heeft gedeponeerd.
  • 5. 
    De bepalingen van artikel 98 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en van artikel 129 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Defensie Gemeenschap vervallen.

117: Bekrachtiging en inwerkingtreding

Dit Verdrag, opgesteld in één enkel oorspronkelijk exemplaar, zal voorlopig worden neergelegd in de archieven van ......, die daarvan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift zendt aan elke andere Regering welke dit Verdrag heeft ondertekend.

Dit Verdrag zal worden geratificeerd. De ratificatie-oorkonden zullen worden gedeponeerd bij ......, die de Regeringen van de andere deelnemende Staten hiervan op de hoogte zal brengen.

Dit Verdrag treedt in werking op de dag dat de ondertekenende Staat, die als laatste de ratificatie-oorkonde deponeert, deze handeling verricht.

Binnen een termijn van een jaar na het in werking treden van dit Verdrag, zal de ......, dit Verdrag, evenals de ratificatie-oorkonden, in de archieven van de Europese Uitvoerende Raad nederleggen.

Dadelijk na zijn ambtsaanvaarding zal de Raad van Nationale Ministers de authentieke teksten van dit Verdrag in de andere talen dan die van het oorspronkelijke exemplaar vaststellen. Bij meningsverschil wordt de tekst van het oorspronkelijke exemplaar als authentiek beschouwd.

Ten blijke waarvan de Ondertekenende Gevolmachtigden dit Verdrag hebben ondertekend en van hun zegel hebben voorzien.